2.3 Voorzorgsmaatregelen voor bediening
Bij werken in tunnels, onder bruggen, onder elektrische
!
kabels of andere plekken met beperkte hoogte, uiterst voor-
zichtig werken zodat het werktuig niets raakt.
Om ongelukken door botsingen te voorkomen, de machine
!
altijd met aangepaste snelheid rijden. Dit geldt vooral in
nauwe ruimtes, binnenruimtes en bij aanwezigheid van
andere machines.
Remgebruik
Tijdens rijden geen voet op het rempedaal laten rusten. Als
!
het rempedaal wordt ingeduwd, kan de rem oververhit raken
en kapot gaan.
Trap het rempedaal niet onnodig meerdere keren in.
!
Bij naar beneden rijden de remmende kracht van de motor
!
gebruiken. Indien nodig tegelijkertijd het rempedaal gebrui-
ken.
Op sneeuw voorzichtig werken
Besneeuwde of bevroren terrein is glad; rij en bedien de
!
machine en hendels voorzichtig en langzaam. Werk voor-
zichtig op hellingen; zelfs op kleine hellingen kan de
machine gaan slippen.
Dooiend terrein kan zacht worden en ertoe leiden dat de
!
machine kantelt.
Rijden in sneeuw kan de machine doen kantelen en door de
!
sneeuw worden bedekt. Rij niet over de wegberm of in een
sneeuwbank.
Bij het ruimen van sneeuw worden wegberm en hindernis-
!
sen door de sneeuw bedekt en onzichtbaar. De machine kan
kantelen of tegen hindernissen rijden. Rij zeer voorzichtig.
Bij rijden op besneeuwde straten altijd sneeuwkettingen
!
aanbrengen.
Bij rijden op besneeuwde hellingen nooit opeens remmen.
!
Minder snelheid, gebruik de remwerking van de motor en
rem onderbroken (pompend remmen). Om de machine te
stoppen, de bak op de grond laten zakken.
2-26
www.duma-rent.com
Veiligheid
GK032063
WA380-6H – VLAM440100