Bedrijf
Voor het rijden met de graafmachine moeten de navol-
gende veiligheidsaanwijzingen in elk geval worden op-
STOP
gevolgd.
Bij werkzaamheden op een helling moet rekening worden gehou-
den met de hellingshoek van de graafmachine (zie afbeelding).
Klimvermogen
Max. helling in dwarsrichting 18 % resp. 10°
Graafbak tijdens het rijden zo laag mogelijk houden.
Ondergrond op draagvermogen, aanwezige kuilen of andere
obstakels controleren.
Voorzichtig bermen, oevers en uitgravingen benaderen; deze
kunnen inzakken.
Langzaam bergafwaarts rijden, zodat de rijsnelheid niet onge-
controleerd toeneemt.
Cabinedeur sluiten (cabine-uitvoering).
Gedurende het rijden moet de bak zich ca. 200 tot 400 mm (A)
boven de grond bevinden (zie afbeelding).
Dozerblad tot in de bovenste positie heffen.
Motortoerental op de vereiste waarde afstellen.
Rijden
Beide rijhendels gelijkmatig naar voren drukken; de graafmachine rijdt recht vooruit. Indien de rijhendels wor-
den losgelaten, stopt de graafmachine onmiddellijk.
Indien beide rijhendels gelijkmatig worden teruggetrokken, rijdt de graafmachine recht achteruit.
(A) Vooruit
(B) Achteruit
(C) Rechtuit
Indien het dozerblad zich niet, zoals op de afbeelding
weergegeven, aan de voorzijde maar aan de achterzij-
STOP
de bevindt, is de functie van de rijhendels precies om-
gekeerd. Rijhendels naar voren
de graafmachine rijdt achteruit.
RG158-8244-1
07/2018
27 % resp. 15°
77