Veiligheidsvoorzieningen
Elke keer dat de machine in bedrijf wordt gesteld, moeten alle veiligheidsvoorzieningen op vakkundige wijze zijn
aangebracht en werken. Manipulatie van de veiligheidsvoorzieningen is verboden.
Beveiligingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd na
het stoppen en uitschakelen van de graafmachine,
het beveiligen tegen het opnieuw inschakelen (startschakelaar in stand STOP en sleutel verwijderd).
Vergrendeling van de bedieningselementen
De rechter en linker bedieningshendel (3 en 6), de rijhendels (2), het
boomzwenkpedaal (1) alsmede de dozerbladhendel (5) zijn bij gehe-
ven console (7) buiten werking. Daardoor is het veilige in- en uitstap-
pen mogelijk. Het ontgrendelen en heffen van de console vindt plaats
met het vergrendelmechanisme van de bedieningshendels (4).
Handmatige motorstop
De motor wordt uitgeschakeld, zodra de startschakelaar (2) in stand
STOP is gezet.
Indien de motor niet kan worden uitgeschakeld, zet de motor dan
met de handmatige motorstop uit.
Voor het uitschakelen van de motor:
Voor het uitschakelen aan de knop (1) trekken, totdat de motor
tot stilstand is gekomen.
Nadat de motor tot stilstand is gekomen, de knop weer terug-
drukken.
26
Veiligheidsbepalingen
1
2
3
4
5
6
7
RG158-8244-1
07/2018