Hefinrichting
Voor graafmachines met een toegelaten heflast vanaf 1,0 t is het hefbedrijf alleen toegestaan als de graaf-
machine is uitgerust met de volgende veiligheidssystemen volgens EN 474-5:
– Leidingbreukbeveiliging op de boomcilinder (blz. 175)
– Leidingbreukbeveiliging op de armcilinder (blz. 175)
– Waarschuwingssysteem tegen overbelasting (blz. 176)
Wordt het dozerblad als ondersteuning gebruikt, dan moet ter vergroting van de stabiliteit van de machine
een aanvullende leidingbreukbeveiliging volgens EN 474-1 zijn gemonteerd (blz. 175).
Graafmachines met een toegelaten heflast vanaf 1,0 t mogen alleen in het hefbedrijf worden gebruikt als het
waarschuwingssysteem tegen overbelasting is geactiveerd (blz. 176).
De hefinrichting moet zo op het aanbouwapparaat of de andere delen van de graafmachine worden bevestigd
dat het onopzettelijk losraken van de hijskabel is uitgesloten.
Het aanbrengen op het aanbouwapparaat of de uitrusting moet zo gebeuren, dat een goed zicht tussen be-
dienaar en begeleider [de persoon, die de hijskabel aan de hefinrichting bevestigd] gewaarborgd is.
De hefinrichting moet zo worden geplaatst, dat voor de hijskabel altijd een verticale trekrichting is gewaar-
borgd en dat niet andere machine-onderdelen de trekrichting veranderen.
De hefinrichting moet dusdanig zijn uitgevoerd en gepositioneerd dat onopzettelijk verschuiven van de hijs-
kabel is uitgesloten.
Bij het plaatsen van de hefinrichting moet worden gewaarborgd dat bij normaal bedrijf van de graafmachine
en bij werkzaamheden met materiaal geen beperkingen (bijvoorbeeld vasthaken) optreden.
Het vastlassen van bevestigingsmiddelen (bijv. haken) mag alleen door vakbekwaam personeel worden uit-
gevoerd. Raadpleeg voor deze werkzaamheden uw KUBOTA-dealer.
De hefinrichting moet op elk plaats op het aanbouwapparaat of boomdeel een last standhouden, die het 2,5-
voudige van de nominale heflast bedraagt.
158
Heflast van de graafmachine
RG158-8244-1
07/2018