ALARMKNIPPERLICHTEN
De schakelaar voor de waarschuwingsknipperlichten
bevindt zich in het schakelaarpaneel op het instrumen-
tenpaneel boven de klimaatregelknoppen.
Druk op de schakelaar om de alarmknipperlich-
ten in te schakelen. Zodra u de schakelaar in-
drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen om
het verkeer te waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om de alarmknipper-
lichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor noodsituaties.
Gebruik het systeem niet terwijl u rijdt. Gebruik het
alleen wanneer u panne hebt en uw auto een gevaar
vormt voor andere weggebruikers.
Als u het voertuig moet verlaten om hulp te zoeken,
blijven de alarmknipperlichten ook werken wanneer
het contact is uitgeschakeld (OFF).
OPMERKING: Bij langdurig gebruik van de alarm-
knipperlichten kan uw accu leeg raken.
OPBERGVAKJE
HANDSCHOENENKASTJE
Het handschoenenkastje bevindt zich aan de passagiers-
zijde in het instrumentenpaneel. Trek aan de handgreep
om het handschoenenkastje te openen. (afb. 63)
OPBERGVAK IN VLOERCONSOLE
In de vloerconsole bevindt zich een open opbergvak.
(afb. 64)
OPBERGRUIMTE MIDDENCONSOLE
Onder de armsteun van de middenconsole bevindt zich
een opbergruimte. (afb. 65)
Trek de handgreep aan de voorzijde van de klep naar
boven om de opbergruimte te openen. (afb. 66)
(afb. 63)
Handschoenenkastje
UW AUTO
VEILIGHEID
CORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTO
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
93