VERLICHTING
UW AUTO
LICHTSCHAKELAAR
De koplampschakelaar bevindt zich aan de lin-
kerzijde van het instrumentenpaneel. Met deze
schakelaar bedient u de koplampen, de parkeer-
VEILIGHEID
lichten, de instrumentenverlichting, het dimmen van de
instrumentenverlichting, de interieurverlichting en de
mistlampen. (afb. 50)
CORRECT
GEBRUIK VAN
Draai de koplampschakelaar rechtsom naar de eerste
DE AUTO
klikstand om de stadslichten en de instrumentenver-
lichting in te schakelen. Draai de lichtschakelaar in de
WAARSCHU-
tweede stand om de koplampen, de parkeerlichten en
WINGSLAMPJES
de instrumentenverlichting in te schakelen.
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
(afb. 50)
78
Schakelaar koplampen
AUTOMATISCH INSCHAKELENDE
KOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
Dit systeem schakelt de koplampen automatisch in of
uit in overeenstemming met de sterkte van het omge-
vingslicht. Om dit systeem in te schakelen draait u de
verlichtingsschakelaar linksom in de stand AUTO. Bij
ingeschakeld systeem is de uitschakelvertraging van de
koplampen ook ingeschakeld. Dit houdt in dat de
koplampen nog maximaal 90 seconden blijven branden
nadat u de contactschakelaar in de stand OFF hebt
gezet. Om de functie uit te schakelen draait u de
verlichtingsschakelaar naar een andere stand dan
AUTO (A).
OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische
stand gaan de koplampen pas branden zodra de motor
draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (UITSLUITEND
BESCHIKBAAR IN COMBINATIE MET
AUTOMATISCHE KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld, schakelen de koplam-
pen na ongeveer 10 seconden automatisch in nadat de
ruitenwissers werden ingeschakeld. De koplampscha-
kelaar moet dan wel in stand AUTO (A) zijn gescha-
keld. Als de koplampen via deze functie zijn ingescha-
keld, worden ze uitgeschakeld zodra u de ruitenwissers
uitschakelt.