Het TPM-systeem blijft de bestuurder waarschuwen
zolang er niets aan de lage spanning gedaan wordt, en
schakelt pas uit als de bandenspanning gelijk is aan of
hoger is dan de aanbevolen waarden in de bandenspan-
ningstabel. Zodra het waarschuwingslampje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u de betreffende
band(en) op te pompen tot de waarde die in de ban-
denspanningstabel vermeld staat. Als dat is gebeurd,
dooft het waarschuwingslampje. Het systeem wordt
automatisch bijgewerkt en het waarschuwingslampje
dooft zodra het systeem de juiste bandenspanning
registreert. Het is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 mi-
nuten met een snelheid boven de 24 km/u moet rijden,
voordat het TPMS-systeem deze informatie ontvangt.
• Het TPM-systeem is geoptimaliseerd
voor de standaard geleverde banden en
wielen. TPMS-druk en -waarschuwing
zijn ingesteld op de bandenmaat waarmee uw
auto is uitgerust. Het gebruik van vervangingson-
derdelen van een afwijkend formaat of type kan
leiden tot een onjuiste systeemwerking of sensor-
schade.Wielen van andere makelij kunnen schade
aan de sensors veroorzaken. Gebruik geen ban-
denafdichtingsmiddelen of balansgewichtjes die u
later koopt als het voertuig is uitgerust met een
TPMS omdat dit schade aan de sensors kan ver-
oorzaken.
• Plaats na het controleren of aanpassen van de
bandenspanning altijd de ventieldop terug. Dit
voorkomt het binnentreden van vocht en vuil in
het ventiel, waardoor de bandenspanning nadelig
wordt beïnvloed.
OPMERKING:
• Het TPM-systeem is niet bedoeld als vervanging voor
normaal onderhoud en waarschuwt niet bij andere
problemen met de band.
• Het TPM-systeem mag niet worden gebruikt als
bandenspanningsmeter bij het aanpassen van de ban-
denspanning.
UW AUTO
VEILIGHEID
CORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTO
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
133