4.5
Programma corrigeren
Van zodra de besturing een syntaxfout in een deelprogramma detecteert, wordt de
uitvoering van het programma gestopt en de syntaxfout wordt weergegeven in de
alarmregel.
Correctiemogelijkheden
Afhankelijk van de toestand waarin de besturing zich bevindt, kunt u volgende correcties
uitvoeren m.b.v. de functie programmacorrectie.
● Stoptoestand
● Resettoestand
Voorwaarde
Een programma is voor uitvoering in bedrijfsmodus "AUTO" geselecteerd.
Procedure
Universal
Bedieningshandboek, 02/2011, 6FC5398-6AP40-0JA0
Enkel de regels die nog niet werden uitgevoerd kunnen worden gewijzigd.
Alle regels kunnen worden gewijzigd.
Opmerking
De functie "Programmacorrectie" is ook tijdens het uitvoeren extern beschikbaar; voor
programmawijzigingen van het NC-kanaal moet het eerst in resettoestand worden
gebracht.
1.
Het programma dat moet worden gecorrigeerd bevindt zich in stop- of
resettoestand.
2.
Druk op de softkey "Progr. corr."
Het programma wordt in de editor geopend.
De programmavoorloop en het huidig blok worden weergegeven. Het
huidig blok wordt ook in het lopende programma geactualiseerd, maar
het weergegeven programmafragment niet; d.w.z. dat het huidig blok uit
het weergegeven programmafragment wordt genomen.
Wanneer een subprogramma wordt uitgevoerd, dan wordt dit niet
automatisch geopend.
3.
Voer de gewenste correcties uit.
4.
Druk op de softkey "NC uitvoeren".
Het systeem schakelt opnieuw over naar het bedieningsbereik
"Machine" en selecteert de bedrijfsmodus "AUTO".
5.
Druk op de toets <CYCLE START> om het uitvoeren van het
programma verder te zetten.
Werkstuk bewerken
4.5 Programma corrigeren
99