10.13
Gegevens opslaan
10.13.1
Archief aanmaken in de Programma-manager
U heeft de mogelijkheid om afzonderlijke bestanden uit het NC-geheugen en de plaatselijke
drive te archiveren.
Archiefformaten
U heeft de mogelijkheid om uw archief in binair of in ponsbandformaat op te slaan.
Doelgeheugen
Als doelgeheugen kunt u kiezen voor de archiefmap van de systeemgegevens in het
bedieningsbereik "Inbedrijfstelling" of voor USB- en netwerkdrives.
Procedure
Universal
Bedieningshandboek, 02/2011, 6FC5398-6AP40-0JA0
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager".
2.
Selecteer de opslagplaats voor het bestand/de bestanden die moet(en)
worden gearchiveerd.
3.
Selecteer in de directories het gewenste bestand waarvan u een archief
wilt maken.
- OF -
Druk op de softkey "Markeren" wanneer u meerdere bestanden of
directories wilt opslaan, en selecteer m.b.v. de cursor of de muis de
gewenste directories of bestanden.
4.
Druk de softkeys ">>" en "Archiveren".
5.
Druk op de softkey "Archief aanmaken".
Het venster "Archief aanmaken: opslagplaats selecteren" wordt
geopend.
6.
Plaats de cursor op de gewenste opslagplaats, druk op de softkey
"Zoeken", voer in de zoekdialoog het gewenste zoekbegrip in en druk
op de softkey "OK" als u wilt zoeken op een bepaalde directory of
subdirectory.
Opmerking: De wildcards "*" (vervangt een willekeurige tekenreeks) en
"?" (vervangt een willekeurig teken) maken het zoeken eenvoudiger.
- OF -
Programma's beheren
10.13 Gegevens opslaan
265