Procedure
...
Universal
Bedieningshandboek, 02/2011, 6FC5398-6AP40-0JA0
1.
Selecteer de programma-manager.
2.
Selecteer de gewenste opslagpositie en plaats de cursor op het
bestand resp. de directory waarvan u de eigenschappen wilt laten
weergeven of wijzigen.
3.
Druk de softkeys ">>" en "Eigenschappen" in.
Het venster "Eigenschappen van ..." wordt geopend.
4.
Voer indien nodig de wijzigingen uit.
Opmerking: Wijzigingen via de interface kunt u in het NC-geheugen
doorvoeren.
5.
Druk op de softkey "OK" om de wijzigingen op te slaan.
10.11 Bestands- en directorykenmerken wijzigen
Programma's beheren
261