286
Verzorging van de auto
ook te gebruiken zijn voor het
stalen reservewiel. De conische
vlakken van de wielbouten zorgen
er in het gegeven geval voor dat
het reservewiel vastzit.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo
verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielboutdoppen aanbrengen.
11. Berg het vervangen wiel 3 282,
het boordgereedschap 3 270 en
de adapter voor de wielborgbou‐
ten op.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐
koppel van de wielbouten van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk controleren.
Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.
Voorzichtig
Gebruik een elektrisch voertuig
nooit als starthulp voor een ander
voertuig.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of
open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een
temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu
oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met
dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit (Ah) mag niet veel
minder zijn dan die van de ontla‐
den accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde
aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm
dieselmotoren 25 mm
ken.
(bij
2
) gebrui‐
2