222
Rijden en bediening
De criteria voor een onbedoelde
verandering van rijstrook zijn:
● geen bediening van de richting‐
aanwijzers
● geen gebruik van het rempedaal
● geen actieve acceleratie
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.
Inschakelen
Info-Display zonder aanraakscherm
Druk op Q om het systeem in te scha‐
kelen.
Het systeem is ingeschakeld
wanneer het ledje in de toets brandt.
Info-Display met aanraakscherm
Het systeem kan worden ingescha‐
keld in de Persoonlijke instellingen
3 133.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den boven 60 km/h en wanneer rijst‐
rookmarkeringen aanwezig zijn.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook
detecteert, dan knippert het controle‐
lampje ) geel. Tegelijkertijd klinkt er
een geluidssignaal.
Uitschakelen
Info-Display zonder aanraakscherm
Druk op Q om het systeem uit te
schakelen. Het led-lampje in de toets
Q dooft.
Info-Display met aanraakscherm
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld in de Persoonlijke instellingen
3 133.
Bij snelheden lager dan 60 km/h
werkt het systeem niet.
Storing
Info-Display zonder aanraakscherm
De led van de Q knippert.
Info-Display met aanraakscherm
De controlelamp Q knippert en er
verschijnt een foutmelding.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Het systeem werkt niet als geen
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Systeembeperkingen
Het systeem werkt wellicht niet goed
wanneer:
● de rijsnelheid lager is dan
60 km/u
● bij ritten op bochtige of heuvel‐
achtige wegen
● bij rijden in het donker
● bij een beperkt zicht door weers‐
omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw