122
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt bij inschakeling van de regen‐
sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Cruise control
v brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. De ingestelde snelheid
wordt in het Driver Information Center
aangegeven.
Cruisecontrol 3 193.
Semi-adaptieve cruise
control
Q brandt op het Driver Information
Center wanneer de semi-adaptieve
cruisecontrol actief is.
Semi-adaptieve cruise control
3 200.
Storing waarschuwing voet‐
gangersveiligheid
K brandt geel.
De waarschuwing voetgangersveilig‐
heid werkt niet.
Dodehoeksysteem
T brandt groen.
Het systeem is actief 3 215.
Actieve noodrem
m brandt of knippert geel.
Brandt
Het systeem is gedeactiveerd of er is
een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Controleer de reden van deactivering
3 209 en roep bij een systeemfout de
hulp van een werkplaats in.
Knippert
Het systeem grijpt actief in.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch iets of krachtig
afremmen.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 207.
Voetgangersbescherming vóór
3 212.
Actieve noodrem 3 209.
Snelheidsbegrenzer
5 brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool
5.
Snelheidsbegrenzer 3 197.
Portier open
O brandt rood.
Een portier/deur, de achterklep of de
achterklepruit is open.
Als de auto is uitgerust met scharnie‐
rdeuren, brandt O niet wanneer deze
open zijn.