3. Zet de wielsleutel op de zeskant‐
bout. Draai deze linksom totdat de
reservewielhouder voldoende
laag is om de vergrendeling los te
haken.
4. Til de reservewielhouder op en
haak de vergrendeling los.
Laat de reservewielhouder
zakken.
5. Reservewiel verwijderen.
6. Wiel verwisselen.
7. Plaats het beschadigde wiel met
de buitenkant omlaag in de reser‐
vewielhouder.
8. Reservewielhouder omhoogdu‐
wen en in de haak vastmaken. De
geopende zijde van de haak moet
hierbij naar de voorkant van de
auto wijzen.
9. Sluit de reservewielhouder door
de zeskantbout met de wielsleutel
rechtsom te draaien.
Verzorging van de auto
10. Leg de wielsleutel in de opberg‐
ruimte.
11. Sluit de achterklep of de achter‐
deuren.
Slechts één compact reservewiel
monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monteren
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en
slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder
het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken, eerste
versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 282.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
283