DISPLAYS EN METERS
D
Instrumentenpaneel D
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld.
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u het instru-
mentenpaneel aanpassen met zelfgekozen
kleuren.
Raadpleeg het instructieboekje van de uit-
rusting voor auto's met een navigatiesys-
teem.
Voor auto's zonder navigatiesysteem
➥ 1.95.
1.78
(7/11)
30
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Snelheidsmeter 30
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl vari-
eert het display.
Indicatielampje rijstijl 31 ➥ 2.22.
Koelvloeistoftemperatuurmeter 33
Bij normaal gebruik, moet de meter 33 voor
de zone 32 blijven.
31
32
34
33
Bij intensief gebruik kan de indicator in de
buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het controlelampje
®
weerge-
het instrumentenpaneel en een piepsignaal.
Toerenteller 34
(schaalverdeling × 1000)
Deze wordt op een andere manier weerge-
geven volgens de gekozen instelling op het
instrumentenpaneel. Afhankelijk van de ge-
selecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet
weergegeven.
Geselecteerde rijmodus 35 ➥ 3.2
Totaalteller 36 ➥ 1.88
Boordcomputerzone 37 ➥ 1.83
35
verschijnt, samen met een bericht op
36
37