HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
1
Bedieningsknoppen
1 Regeling van de luchttemperatuur / func-
tie "Helder zicht"
2 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
3 Airconditioning
4 Luchtkringloop.
5 Regeling van de luchtverdeling in het in-
terieur.
6 Verhoogt de ventilatiesnelheid.
7 Verlaagt de ventilatiesnelheid totdat het
systeem uitschakelt.
(1/3)
2
3
4
7
6
De meters
De volgende indicatoren worden weergege-
ven op het multimediascherm A:
8 Luchttemperatuur.
9 Actieve modus.
10 Ventilateursnelheid.
11 Verdeling van de lucht in het interieur.
5
In- en uitschakelen van de
airconditioning
U kunt de airconditioning inschakelen (con-
trolelampje brandt) of uit (controlelampje
brandt niet) met de knop 3.
Door het inschakelen van de
airconditioning:
– gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
– ontwasemen de ruiten snel.
A
8
9 10 11
3.5