ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR
Inschakelen
Gebruik schakelaar 5.
Het controlelampje
of
grijs en de melding "Adaptieve regelaar ON"
verschijnt in combinatie met streepjes op het
instrumentenpaneel om aan te geven dat de
functie werkt en wacht op een kruissnelheid
op te slaan.
Deze functie kan niet worden ingeschakeld
als:
– de parkeerrem is ingeschakeld;
– de functie Parkeerhulp is al ingescha-
keld ➥ 2.140.
Het bericht "Adaptieve regel. niet beschik-
baar" verschijnt op het instrumentenpaneel.
Instellen van de snelheid
Wanneer het voertuig stilstaat (voertuigen
uitgerust met een automatische versnel-
lingsbak) of wanneer het voertuig met een
constante snelheid rijdt (alle voertuigen),
drukt u op de schakelaar 6 ( SET/-) of 7 (
RES/+) om de functie te activeren en de hui-
dige snelheid op te slaan.
(4/15)
De kruissnelheid moet minstens 30 km/u
zijn.
De kruissnelheid 11 vervangt de streepjes
wordt
en het controlelampje
de kruissnelheid wordt groen om te bevesti-
gen dat de snelheidsregelaar actief is.
Als u de functie probeert te activeren wan-
neer de voertuigsnelheid hoger is dan
170 km/u of lager dan 30 km/u voor voertuigen
met een handgeschakelde versnellingsbak,
verschijnt het bericht "Snelh. ongeldig" en
wordt de functie niet geactiveerd.
Als er een kruissnelheid is opgeslagen en de
regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van
het gaspedaal nemen.
Speciale functie op voertuigen met een
automatische versnellingsbak: Als de
voertuigsnelheid lager is dan ongeveer
30 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch
ingesteld op 30 km/u. De auto trekt op totdat
de ingestelde kruissnelheid is bereikt.
of
, en
Belangrijk: houd uw voeten
altijd vlakbij de pedalen om
voorbereid te zijn op alle moge-
lijke situaties.
2.97