ECG-bewaking
•
Als een patiënt met een geïmplanteerde pacemaker een hartstilstand of ander type aritmie heeft, kan
tijdens het meten van de hartfrequentie of tijdens de ECG-analyse per ongeluk de frequentie van de
pacemaker worden geteld. Het is mogelijk dat zelfs speciale pacemakerdetectiecircuits niet alle
pieken van geïmplanteerde pacemakers detecteren. Controleer de pols van de patiënt; vertrouw niet
op de hartfrequentiemeter alleen. Bij het bepalen of de patiënt een pacemaker heeft, spelen de
anamnese en lichamelijk onderzoek een belangrijke rol. Pacemakerpatiënten dienen nauwlettend te
worden geobserveerd. Zie "Weigering pacemakerpulsatie:" op pagina A-3 van deze handleiding
voor weergave van de mogelijkheid voor dit apparaat om pacemakerpulsatie te weigeren.
•
Gebruik uitsluitend ECG-elektroden die voldoen aan de AAMI-standaard voor elektrodenprestaties
(AAMI EC-12). Het gebruik van elektroden die niet voldoen aan deze AAMI-standaard kan
ertoe leiden dat het herstel van het ECG-spoor na defibrillatie aanzienlijk vertraagd is.
•
Plaats elektroden niet recht boven een geïmplanteerde pacemaker.
•
De Propaq M-eenheid detecteert uitsluitend de elektrische ECG-signalen. De eenheid
detecteert geen polsslag (d.w.z. effectieve doorstroming). De pols en hartslag van de patiënt
dienen altijd te worden gecontroleerd door fysieke beoordeling. Ga er nooit vanuit dat
wanneer er een hartfrequentie met een waarde anders dan nul wordt weergegeven, dit
betekent dat er een pols is.
•
Overmatige artefacten kunnen het gevolg zijn van onjuiste voorbereiding van de huid op de
elektrodenplaatsen. Volg de instructies voor de voorbereiding van de huid in hoofdstuk 6:
'ECG-bewaking'.
•
Apparatuur zoals elektrocauterisatie of tiathermieapparatuur, RFID-lezers, EAS-systemen
(electronic article surveillance) of metaaldetectoren die sterke radiofrequente signalen verzenden,
kunnen elektrische interferentie veroorzaken en het ECG-signaal verstoren dat door de monitor
wordt weergegeven. Een ritmeanalyse is dan onnauwkeurig. Zorg ervoor dat zulke apparaten
gescheiden worden van de eenheid en van de patiënt bij het uitvoeren van een ritmeanalyse.
•
Gevaar voor elektrische schokken: het gebruik van andere accessoires dan die zijn opgegeven in de
bedieningsinstructies, kan een negatieve invloed hebben op patiëntlekstromen.
•
Bepaalde lijnisolatiemonitors kunnen leiden tot storingen op het ECG-scherm en kunnen
hartfrequentiealarmen verhinderen.
Pulsoximeter
•
Houd de ZOLL-vingersonde schoon en droog.
•
SpO
2
rechts, tricuspidale regurgitatie of geblokkeerde veneuze return.
•
SpO
2
bij extreme vaatvernauwing of hypovolemie of onder omstandigheden waar geen pulserend
arterieel vaatbed aanwezig is.
•
SpO
2
elektrochirurgische apparaten, IR-lampen, helder licht, niet goed aangebrachte sensors, het
gebruik van andere dan ZOLL-sensors of van beschadigde sensors, bij patiënten die rook
inhaleren, die aan koolmonoxidevergiftiging lijden of bij bewegingen van de patiënt.
•
Er kan weefselbeschadiging optreden als een sensors verkeerd worden aangebracht, of voor
langere tijd op dezelfde plaats blijven zitten. Verplaats de sensor elke 4 uur om de kans op
weefselbeschadiging te verkleinen.
•
Gebruik geen oximetriesensors tijdens MRI-scans. MRI-procedures kunnen tot gevolg hebben dat
geleide stroom door de sensors vloeit en brandwonden bij de patiënt veroorzaakt.
•
Breng geen SpO
SpO
2
NIBD-metingen, wat invloed kan hebben op SpO
•
In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij luchtwegobstructies, leidt de ademhaling van de
patiënt niet tot luchtuitwisseling. Deze ademhalingspogingen kunnen toch tot veranderingen
van de borstomvang leiden en daardoor tot impedantieveranderingen, die door de
ademhalingsdetector kunnen worden gedetecteerd. U kunt het best de pulsoximeter
gebruiken bij de bewaking van de ademhaling om de ademhalingsconditie van de patiënt
nauwkeurig weer te geven.
9650-001820-16 Rev. B
-metingen kunnen worden beïnvloed door bepaalde patiëntcondities: ernstig hartfalen
-metingen kunnen worden beïnvloed door het gebruik van intravasculaire kleurstoffen,
-metingen kunnen worden beïnvloed door de aanwezigheid van sterke EMI-velden,
-sensor aan op dezelfde arm of hetzelfde been als een NIBD-manchet. Het
2
-alarm kan afgaan wanneer de arteriële circulatie wordt afgesneden tijdens
Bedieningshandleiding voor Propaq M
Waarschuwingen
-metingen.
2
1-11