Voorinstelwaarden
De operator gebruikt de voorinstelfunctie om een nominale positie te
bepalen op een as waarnaar het gereedschap moet worden verplaatst.
Gebruik het formulier Voorinstellen om vooraf de gewenste waarde in
te stellen. In het formulier Voorinstellen kunt u een of meer vooraf in
te stellen asposities invoeren. Verschillende instelwaarden worden
echter in het programma als aparte regels ingevoerd. Zie Afb. I.44.
Een voorinstelwaarde invoeren
Het voorinstellen omvat het invoeren van een doelwaarde, het kiezen
van het waardetype (FEITELIJK of INCREMENTEEL) en het kiezen van
een gereedschapsverstelling
Als de softkey VOORINSTELLEN wordt gebruikt, springt de
cursor automatisch naar het veld van de eerste as.
Werkstand: PROGRAMMEREN
Druk op de softkey PROGRAMMEERFUNCTIES.
Druk op de softkey VOORINSTELLEN of een van
astoetsen.
NOMINALE WAARDE
Voer een nominale waarde in met de numerieke
toetsen.
Druk op de toets Incrementeel om te schakelen
tussen de voorinstellingen FEITELIJK en
INCREMENTEEL. Bij de voorinstelling FEITELIJK is
de nominale waarde gerelateerd aan het actuele
uitgangspunt (tijdens de programma-uitvoering). Bij
de voorinstelling INCREMENTEEL is de nominale
waarde gerelateerd aan de vorige nominale positie.
GEREEDSCHAPVERSTELLING
Druk op de softkey GEREEDSCH CORR (R0) om te
kunnen schakelen tussen R+ (radius bijtellen), R-
(radius aftrekken) of R0 (geen correctie. Voer de
waarde in en
Druk op GEBRUIKEN.
POSITIP 880
Afb. I.44 Het formulier Voorinstellen
59