Gereedschapsverstelling
POSITIP 880 kan voor maximaal 99 gereedschappen de
verstellingsmaten opslaan. Wanneer u een werkstuk wijzigt en een
nieuw uitgangspunt vastlegt, krijgen alle gereedschappen
automatisch een referentiewaarde vanuit het nieuwe uitgangspunt.
Voordat u een gereedschap kunt gebruiken, moet u de verstelling
ervan (de snijkantpositie) invoeren. Gereedschapsverstellingen
kunnen worden ingesteld met de functies Gereedschap/Instellen of
Noteren/Instellen of ze kunnen worden vastgelegd met een
gereedschapsvoorinstelapparaat. Zie het hoofdstuk
Gereedschapstabel voor meer informatie over het invoeren van
gereedschapsverstellingen.
De softkeys GEREEDSCHAP/INSTELLEN en NOTEREN/INSTELLEN
zijn beschikbaar in de werkstand Feitelijke waarde. In het
hiernavolgende worden de procedures samengevat voor het instellen
van gereedschapsverstellingen met Gereedschap/Instellen en
Noteren/Instellen.
Instellen van gereedschapsverstellingen met Gereedschap/
Instellen.
De bewerking Gereedschap/Instellen kan worden gebruikt voor het
instellen van de verstelling van een gereedschap als de diameter van
het werkstuk bekend is.
Voorbeeld: gereedschapsgegevens invoeren als de
werkstukdiameter bekend is.
Raak de bekende diameter op de X-as aan.
Kies de astoets (X) en druk op de softkey GEREEDSCHAP
INSTELLEN.
Voer de positie in van de gereedschapspunt,
bijvoorbeeld X = 10 mm. Druk op ENT.
Raak het werkstukvlak met het gereedschap aan.
Ga met de cursor naar de Z-as.
Zet de positiewaarde voor de gereedschapspunt op
nul, Z = 0. Druk op ENT en daarna op GEBRUIKEN.
POSITIP 880 slaat de gereedschapsgegevens op onder het
gereedschapsnummer in de gereedschapstabel. Stel de gegevens
voor alle andere gereedschappen in zoals hier beschreven.
POSITIP 880
109