Programmeerfuncties
De werkstand PROGRAMMEREN heeft een softkey
PROGRAMMEERFUNCTIES, waarmee alle regels getoond worden die in een
programma kunnen worden opgenomen. Hieronder volgt een lijst van
softkeys voor PROGRAMMEERFUNCTIES.
Werkstand: PROGRAMMEREN
Functie
Opent de regel GEREEDSCHAPSELECTIE, die
gebruikt wordt om een specifiek
gereedschapsnummer uit de
gereedschapstabel te selecteren tijdens de
programma-uitvoering.
UITGANGSPUNTSELECTIE wordt gebruikt
voor het kiezen van een uitgangspunt tijdens
de programma-uitvoering.
VOORINSTELLEN wordt gebruikt om een
doelpositie op een as te bepalen. Met het
formulier Voorinstellen kunt u een of meer
vooraf in te stellen asposities invoeren. Iedere
aswaarde wordt ingevoerd als een aparte regel.
Opent het formulier Gatencirkel. Zie het
hoofdstuk Freespatronen voor het maken van
gatencirkels.
Opent het formulier Gatenreeks. Zie het
hoofdstuk Freespatronen voor het maken van
gatenreeksen.
Opent het formulier RECHTHOEKIGE KAMER.
Zie het hoofdstuk Freespatronen voor het
maken van rechthoekige kamers.
Opent het formulier Labelnummer om het
begin en einde van een subprogramma te
markeren.
LABELOPROEP (HERHALEN) wordt gebruikt
om een subprogramma een of meer keren op
te roepen. Het subprogramma kan bij elke
herhaling in bepaalde mate worden versteld.
LABELOPROEP (Roteren) wordt gebruikt om
regels in een subprogramma bij elke herhaling
in bepaalde mate te roteren.
LABELOPROEP (SPIEGELEN): met deze
functie kunnen regels in een subprogramma via
een as worden omgekeerd, zodat een
spiegelbeeld van dit subprogramma ontstaat.
De softkey POSITIONERING BOOR opent het
programmaformulier voor boorpositioneringen.
54
Softkey
I Bedieningshandleiding