Encoder instellen
Met Encoder instellen kunt u de resolutie van de encoder en het type
(lineair of roterend), de telrichting en het referentiemerktype bepalen.
Zie Afb. II.10.
Plaats de cursor op de softkey ENCODER INSTELLEN om een lijst met
6 beschikbare encoders te openen.
Ga met de cursor naar de encoder die u wilt wijzigen en druk op ENT.
Het veld Encodersignaal is al vastgelegd.
Wanneer de cursor in het veld Signaalperiode staat, selecteert u het
encodertype door te drukken op de softkey ENCODERTYPE. De
signaalperiode van de lineaire encoder is standaard ingesteld op
20 µm.
Voor lineaire encoders gebruikt u de softkeys GROVER of FIJNER om
de signaalperiode van de encoder te kiezen in µm (2, 4, 10, 20, 40,
100, 200, 10 240, 12 800) of het type in de gewenste signaalperiode
te kiezen. Voer voor roterende encoders de lijntelling van de
encoder in. Het encodertype is standaard op lineair ingesteld. Voor
waarden wordt u verwezen naar II-3 in uw handboek.
Kies in het veld Resolutie de resolutiewaarde GROVER of FIJNER. De
lineaire standaardresolutie bedraagt 1 µm.
Geef in het veld Referentiemerk met de softkey GEEN aan dat de
encoder geen referentiemerk heeft, of met de softkey ÉÉN dat hij
één referentiemerk heeft, of met de softkey GECODEERD dat hij een
afstandsgecodeerd referentiemerk heeft.
Bij afstandsgecodeerde referentiemerken drukt u op de softkey
GECODEERD om 500, 1000, 2000 of 5000 te selecteren. De waarde is
standaard op Gecodeerd ingesteld met een afstand van 1000. Voor
waarden wordt u verwezen naar II-3 in uw handboek.
Selecteer in het veld Richting de telrichting door te drukken op de
softkey POSITIEF of NEGATIEF. Kies positief wanneer de telrichting
van de encoder gelijk is aan de telrichting van de gebruiker. Kies
negatief wanneer de richtingen verschillen. De telrichting is
standaard ingesteld op positief.
In het veld Foutbewaking kiest u of signaalfouten wel of niet moeten
bewaakt door AAN of UIT te kiezen. De standaardinstelling is Aan.
Wanneer een foutmelding verschijnt, verwijdert u deze met de CE-
toets (Clear Entry = Invoer Wissen).
Voor roterende encoders is het veld Hoekweergave beschikbaar.
Bepaal hoe u de hoek wilt weergeven door met drie afzonderlijke
softkeys te schakelen tussen de beschikbare opties. Kies uit 0° TOT
360°, -180° TOT +180° of -INF° TOT INF°. De instelling is standaard
0° TOT 360°.
Wanneer u gereed bent, kiest u GEBRUIKEN, waarna u de cursor
indien nodig in het eerstvolgende invoerveld voor encoders plaatst.
POSITIP 880
Afb. II.10 Formulier Encoder instellen
127