I – 3 Feitelijke waarde
Instellen van uitgangspunt: benaderen van
posities en invoeren van feitelijke waarden
Uitgangspunten kunnen het eenvoudigst worden ingesteld met
behulp van de tastfuncties van de POSITIP 880, ongeacht of u het
werkstuk aftast met de HEIDENHAIN KT-kantentaster of met een
gereedschap. Beschrijving van de tastfuncties: Zie "Tastfuncties voor
het instellen van uitgangspunten" op pagina 28
Natuurlijk kunt u ook uitgangspunten op de conventionele manier
instellen door de werkstukkanten één voor één met het gereedschap
aan te raken en de gereedschapsposities als uitgangspunten in te
voeren (zie voorbeelden op de volgende pagina).
De uitgangspuntentabel kan maximaal 99 uitgangspunten bevatten. In
de meeste gevallen hoeft u daardoor de asafstand niet te berekenen
wanneer er met gecompliceerde werkstuktekeningen met diverse
uitgangspunten wordt gewerkt.
Uitgangspunten worden ingesteld in de werkstand FEITELIJKE
WAARDE en bepalen de relatie tussen de asposities en de
uitleeswaarden. De waarden in de uitgangspuntentabel kunnen zo
nodig worden gewijzigd door direct een waarde in te voeren.
Zie Bewerking Instellen voor het rechtstreeks instellen van de
uitgangswaarde.
Uitgangspuntselectie (alleen bij frezen)
In de werkstand FEITELIJKE WAARDE kunnen de pijltoetsen omhoog/
omlaag worden gebruikt om het volgende of vorige
uitgangspuntnummer te selecteren.
Gereedschapsselectie (alleen draaien)
In de werkstand FEITELIJKE WAARDE kunnen de pijltoetsen omhoog/
omlaag worden gebruikt om het volgende of vorige
gereedschapsnummer te selecteren.
26
I Bedieningshandleiding