Werken met de machine
11.8.1
Uitspuiten van de verdunde resthoeveelheid na het spuiten
11.8.2
Aftappen van de spuitvloeistoftank via de pomp
1. Geschikte aftapslang van de externe tank
aansluiten op de aftapaansluiting van de
machine. 2.
zuigarmatuur SA
3. Drukarmatuur DA in stand
4. Pomp starten.
Legingsprocedure start.
→
5. Na het leegmaken drukarmatuur DA in
stand
.
6. Pompaandrijving onderbreken.
7. Slang afkoppelen.
De slang is nog gevuld met spuitvloeistof.
168
1. Spuiten uitschakelen op de bedieningsterminal.
2. Pomp starten.
3. Resthoeveelheid verdunnen met de 10-voudige hoeveelheid
spoelwater.
4. Roerwerken uitschakelen.
5. Spuiten op de bedieningsterminal inschakelen.
Spuit indien mogelijk eerst de onverdunde spuitvloeistof uit de
→
spuitleiding op een onbehandeld gedeelte van het perceel.
→
Spuit de verdunde resthoeveelheid over het al behandelde
oppervlak.
Net zolang verdunde resthoeveelheid uitbrengen tot er lucht uit
→
de spuitdop komt.
6. Spuiten uitschakelen op de bedieningsterminal.
7. Reinigen van de veldspuit.
Let bij het uitbrengen van resthoeveelheden op al behandelde
oppervlakken op de maximaal toegestane dosering van de
preparaten.
Controle van de positie
.
.
FlowControl: voor het leegmaken de inhoud van de fronttank in de
spuitvloeistoftank pompen.
Met lege spuitvloeistoftank van de spuit kan de fronttank niet
→
meer worden leeggemaakt.
UF02 BAG00225.5 06.23