Temperatuurinvloeden op de buffer
Kalibratie van de diaLog DACa regelaar
Buffertemperatuur
Bij van 25 °C afwijkende temperaturen in het proces,
moet de pH-waarde van de bufferoplossing worden
aangepast, hierbij de op de fles van de bufferoplossing
aangebrachte referentiewaarden voor de kalibratie
invoeren in de regelaar.
Temperatuurinvloeden op de buffer
Een niet correct vooringestelde buffertemperatuur kan
leiden tot een foutieve kalibratie.
Elke buffer heeft verschillende temperatuurinvloeden.
Om deze temperatuurinvloeden te compenseren, zijn
er verschillende keuzemogelijkheden, zodat de rege‐
laar de buffertemperatuur correct kan verwerken.
Buffertemperatuur [Handmatig]: De buffertempera‐
–
tuur moet bij beide buffers hetzelfde zijn. De buf‐
fertemperatuur moet bij het menu-item
[CAL-Setup] worden ingevoerd bij de regelaar.
Buffertemperatuur [Automatisch]: Hierbij moet de
–
aan de regelaar aangesloten temperatuurvoeler
samen met de pH-sensor in de buffer worden
gedoopt. Wacht hierbij lang genoeg, tot de pH- en
temperatuursensor de buffertemperatuur hebben
aangenomen.
Buffertemperatuur [Uit]: deze instelling wordt niet
–
aanbevolen. Gebruik a.u.b. een andere instelling.
De bij de kalibratie weergegeven sensorstabiliteitsinformatie
[voldoende] , [goed] en [zeer goed] geeft aan, hoe sterk het sensor‐
signaal schommelt bij de kalibratie. Bij aanvang van de kalibratie is
de wachttijd tot stabilisatie van de meetwaarde 30 seconden,
gedurende deze wachttijd knippert op het display
[Even geduld a.u.b.!] . Gedurende deze wachttijd kan de kalibratie‐
procedure niet worden voortgezet.
Is de pH-sensor koud, bijv. < 10 °C, wordt de pH-sensor traag en
moet enkele minuten worden gewacht, tot het sensorsignaal zich
heeft gestabiliseerd.
De regelaar heeft geen wachttijdbegrenzing. De reële [Sensor‐
spanning] in mV wordt weergegeven en er zijn sterke schomme‐
lingen te zien en er kunnen invloeden worden bepaald, bijv.
bewegen van de sensorkabel.
Is het sensorsignaal erg instabiel en wordt het sensorsignaal bijv.
door externe invloeden gestoord, heeft de sensorkabel een kabel‐
breuk of is de coaxiaalaansluiting vochtig, is het kalibreren niet
mogelijk. Een storing of een kabelbreuk moet worden verholpen.
De kalibratie kan pas worden voortgezet, als de signaalbalk het
[voldoende] heeft bereikt en daar blijft of verder in de rich‐
bereik
[goed] of [zeer goed] beweegt. Wijzigingen van het signaal
ting van
[voldoende] , [goed] en [zeer goed] zijn toege‐
binnen de bereiken
staan.
De signaalvariatie binnen de bereiken is als volgt vastgelegd:
In eerste instantie een wachttijd van 30 seconden, daarna
n
wordt het sensorsignaal beoordeeld
–
Voldoende: 0,5 mV/30s
–
Goed: 0,3 mV/30s
–
Zeer goed: 0,1mV/30s
89