72
Infotainmentsysteem
Bediening
In- en uitschakelen
Op de knop b VOLUME drukken.
Volume instellen
Aan de knop b VOLUME draaien.
Stiltefunctie
i-knop indrukken. In de cd-modus
wordt de weergave gepauzeerd. Op
een willekeurige knop drukken om de
stiltefunctie op te heffen.
Geluidsinstellingen
Op de knop 6 drukken om het menu
voor geluidinstellingen te openen. Bij
het indrukken van de knop verschij‐
nen de instellingen in de volgende
volgorde:
■ BAS - Bas
■ TRE - Treble
■ BAL - Balans
■ FAD - Fader
■ AVC - Automatische volumerege‐
ling
Om de weergegeven geluidsinstelling
te wijzigen, op de knop h of g druk‐
ken.
Op de knop 6 drukken om het menu
te verlaten.
Automatische volumeregeling
De AVC-functie stemt het volume au‐
tomatisch af op de rijsnelheid ter com‐
pensatie van weggeluiden. In het
menu voor geluidsinstellingen is het
mogelijk een van de drie niveaus in te
stellen of de functie uit te schakelen.
Radio
AM/FM-radio
Het is mogelijk om AM (lange golf en
middellange golf) en FM (frequentie‐
modulatie) te selecteren. Voor elke
golflengte is een handmatige en een
automatisch opslagfunctie beschik‐
baar om zenders op te slaan en op te
roepen met behulp van de voorkeur‐
toetsen 1-6.
Radiomodus
FM/AM-knop indrukken. Golflengten
verschijnen in de volgende volgorde
wanneer herhaalde malen op de knop
wordt gedrukt: FM1, FM2, LW, MW1,
MW2.
Automatisch zoeken
De knop h of g ca. 1 seconde inge‐
drukt houden. Het toestel stemt af op
de volgende te ontvangen radiozen‐
der op de geselecteerde golflengte.
Als AF voorheen ingeschakeld was,
worden alleen RDS-zenders gevon‐
den.