3. Erop letten dat de krik goed onder
het juiste kriksteunpunt staat.
De positie van de kriksteunpunten
voor en achter wordt mogelijk
aangegeven door uitsparingen
aan de onderkant van de auto, on‐
der de portieren.
4. Zwengel aan de wielsleutel be‐
vestigen (zoals afgebeeld) en
haakuiteinde van zwengel via
krikoog aanbrengen.
Alvorens de krik bij te stellen,
deze op de juiste hoogte brengen
door de zwengel rechtsom te
draaien met de bevestigde wiel‐
sleutel.
Krik dusdanig bij het voorste of
achterste kriksteunpunt in de
buurt van het desbetreffende wiel
plaatsen dat de krikklauw om de
verticale onderkant sluit. Erop let‐
ten dat hij goed geplaatst wordt,
zodat het kriksteunpunt stevig in
de uitsparing in de krikkop valt.
De krikvoet dient loodrecht onder
het kriksteunpunt op de grond te
staan en wel zo dat de krik niet
kan wegglijden.
Verzorging van de auto
5. Zwengel rechtsom draaien met de
bevestigde wielsleutel om de auto
op te krikken.
De auto opkrikken totdat het wiel
net van grond komt.
6. Wielbouten volledig linksom los‐
draaien en met een doek schoon‐
vegen.
Wielbouten bewaren op een plek
waar de draadwindingen niet ver‐
ontreinigd raken.
7. Wiel verwisselen.
8. Wielbouten indraaien.
9. Auto laten zakken.
117