9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 34, gordelspanners
3 31.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet geladen. Motorkoeling wordt mo‐
gelijk onderbroken. De rembekrachti‐
ging weigert mogelijk dienst. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Instrumenten en bedieningsorganen
Storingsindicatielamp
Z brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Remsysteem
R brandt rood.
Licht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 100.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat het contact is ingescha‐
keld en de handrem is aangetrokken
3 91.
Antiblokkeersysteem
(ABS)
u brandt geel.
Brandt korte tijd nadat het contact is
ingeschakeld. Het systeem is nadat
u dooft klaar voor gebruik.
Als u na enkele seconden niet dooft
of als deze tijdens de rit gaat branden,
dan zit er een storing in het ABS-sys‐
teem. Het remsysteem blijft normaal
werken, maar zonder ABS-regeling.
Als tijdens het rijden u in combinatie
met R gaat branden, vertoont het
remsysteem een ernstige storing. On‐
middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Antiblokkeersysteem 3 91.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
59