56
Instrumenten en bedieningsorganen
Na afloop van het onderhoud het dis‐
play laten resetten. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Transmissiedisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het transmissiedis‐
play.
P
= Parkeerstand bij automati‐
sche versnellingsbak
R
= Achteruitversnelling
N
= Neutrale stand
D
= Rijstand
L, 2, 3 = Ingeschakelde versnel‐
ling, automatische ver‐
snellingsbak
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Bij het inschakelen van
het contact lichten de meeste contro‐
lelampen korte tijd op bij wijze van
functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:
rood
= gevaar, belangrijke her‐
bereik
innering
geel
= waarschuwing, aanwij‐
zing, storing
groen
= inschakelbevestiging
blauw
= inschakelbevestiging
bereik