Dagteller
Geeft de gemeten afstand weer sinds
de laatste reset.
Twee onafhankelijke dagtellers ge‐
ven de afgelegde afstand na de laat‐
ste reset aan.
Herhaalde malen op de knop MODE
drukken, totdat A of B links op het ki‐
lometertellerdisplay verschijnt.
Om een dagteller te resetten, de knop
MODE ca. 2 seconden ingedrukt hou‐
den terwijl de relevante dagteller
wordt weergegeven.
Toerenteller
Instrumenten en bedieningsorganen
Weergave van het motortoerental.
In elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank aan
(F staat voor een volle tank en E voor
een lege).
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Onmiddellijk bijtan‐
ken 3 94.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Service-display
Bij auto's met vaste motorolieverver‐
sings- en onderhoudsintervallen ver‐
schijnt InSP op het kilometertellerdis‐
play, wanneer het contact wordt inge‐
schakeld en onderhoud noodzakelijk
is: laat de volgende onderhoudsbeurt
binnen een week of 500 km uitvoeren.
De hulp van een werkplaats inroepen.
55