hellingsgraad van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal en
de versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere dan
achteruit);
op een afdaling: als het voertuig
stilstaat op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal en
de versnellingsbak in de achteruit
geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal
2 seconden, zodat de bestuurder de tijd
heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd. Tijdens
deze fase kan een typisch mechanisch
remgeluid gehoord worden, wat aangeeft
dat de auto zich begint te verplaatsen.
54) 55)
76
AST-SYSTEEM (Alfa™ Steering Torque)
56)
De AST-functie gebruikt de integratie
van het ESC-systeem in de elektrische
stuurbekrachtiging om het
veiligheidsniveau van het hele voertuig te
verhogen.
In kritieke situaties (remmen in
verschillende gripomstandigheden),
regelt het ESC-systeem via de
AST-functie de besturing om een
aanvullende koppelverdeling te
implementeren op het stuurwiel, om de
bestuurder de meest correcte
manoeuvre voor te stellen.
De gecoördineerde actie van de remmen
en de stuurinrichting verhoogt het gevoel
van veiligheid en controle over het
voertuig.
ATV-SYSTEEM (Alfa™ Active Torque
Vectoring)
De dynamische rijcontrole wordt gebruikt
om het aandrijfkoppel tussen de wielen
van dezelfde as te optimaliseren en te
balanceren. Het ATV-systeem verbetert
de grip in bochten en stuurt meer
aandrijfkoppel naar het externe wiel.
Hierdoor rijdt het externe wiel in een
bocht meer dan de interne wielen en
draait daardoor sneller, stuurt een
hogere druk naar het externe achterwiel
en zorgt er zo voor dat de auto stabieler
wordt en niet hoeft te lijden onder een
fenomeen met de naam "onderstuur".
Onderstuur treedt op wanneer tijdens
een bocht een auto ertoe neigt het
ingestelde traject te verbreden. In die
situatie wordt de laterale acceleratie
waaraan de auto is onderworpen hoger
dan de grip van de banden, die de auto
niet in het door de bestuurder ingestelde
traject kunnen houden via de stuurhoek
bepaald door het draaien aan het stuur.
BELANGRIJK
33) Een inrijperiode van ongeveer 500 km
(310 mijl) is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens deze
periode bruusk, herhaaldelijk of langdurig
remmen.
34) Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van de
banden op het wegdek is bereikt: verlaag de
snelheid en pas deze aan de beschikbare
grip aan.
35) Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
36) Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
37) De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.