Bedrijf
Voorzichtig bermen, oevers en uitgravingen benaderen; de-
ze kunnen inzakken.
Langzaam bergafwaarts rijden, zodat de rijsnelheid niet on-
gecontroleerd toeneemt.
Gedurende het rijden moet de bak zich ca. 200 tot 400 mm
(A) boven de grond bevinden (zie afbeelding).
Dozerblad tot in de bovenste stand heffen; daartoe de do-
zerbladhendel (1) naar achteren trekken.
Motortoerental op de vereiste waarde afstellen.
Instellen van de spoorbreedte K008-3
Bij graafmachines met spoorbreedte-instelling voor het rijden de
gewenste spoorbreedte instellen. Hiervoor:
Keuzehefboom dozerblad/spoorbreedte-instelling (1) hele-
maal naar rechts schuiven (afbeelding/ ).
Om de desbetreffende spoorbreedte in te stellen,
moeten de beide spoorbreedtecilinders of compleet
worden uitgeschoven (standaard spoorbreedte) of
ingeschoven (smalle spoorbreedte).
W9212-8244-2
09/2018
65