Rijden met de graafmachine
Algemene veiligheidsbepalingen (blz. 10) en Veiligheidsbepalingen voor het gebruik (blz. 52) in acht ne-
men.
Werkzaamheden vóór het dagelijks in bedrijf stellen (blz. 55) uitvoeren.
Motor starten (blz. 61).
Indicaties en controlelampen controleren (blz. 63).
Waarborgen, dat de boom en het dozerblad zich
zoals op de afbeelding weergegeven, in de rijrich-
ting bevinden.
Voor het rijden met de graafmachine moeten de
volgende veiligheidsaanwijzingen in elk geval wor-
den opgevolgd.
Bovenwagen vergrendelen (blz. 25).
Bedieningshendel ontgrendelen (blz. 24).
Bij werkzaamheden op een helling moet rekening worden ge-
houden met de hellingshoek van de graafmachine (zie afbeel-
ding).
Max. helling in dwarsrichting
Klimvermogen
Graafbak tijdens het rijden zo laag mogelijk houden.
Ondergrond op draagvermogen, aanwezige kuilen of ande-
re obstakels controleren.
64
→ 18 % resp. 10°
→ 27 % resp. 15°
Bedrijf
W9212-8244-2
09/2018