Alarm-, fout- en systeemmeldingen
13.6 Versie
13.6.2
Informatie opslaan
Via de interfaces wordt alle machinespecifieke informatie van de besturing in een
configuratiebestand samengevat. M.b.v. de geconfigureerde drives kan machinespecifieke
informatie worden opgeslagen.
Procedure
270
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose".
2.
Druk op de softkey "Versie".
Het oproepen van de versieweergave neemt enige tijd in beslag. In de
dialoogbalk wordt het verzamelen van gegevens getoond m.b.v. een
voortgangweergave en bijbehorende tekst.
3.
Druk op de softkey "Opslaan".
Het venster "Versieinformatie opslaan: opslagplaats selecteren" wordt
geopend. Afhankelijk van de configuratie zijn volgende opslagplaatsen
mogelijk:
Plaatselijke drive
Netwerkdrives
USB
Versiegegevens (opslag: bestandsstructuur in directory "HMI-
gegevens")
Druk op de softkey "Nieuwe directory" wanneer u een eigen directory
wilt maken.
Druk op de softkey "OK". De directory wordt gemaakt.
4.
Druk opnieuw op de softkey "OK" om de opslagplaats te bevestigen.
Het venster "Versieinformatie opslaan: naam" wordt geopend. Hier heeft
u de volgende mogelijkheden:
In het tekstveld "Naam:" de bestandsnaam wordt vooraf ingesteld als
<machinenaam/nr.>+<CF-kaartnummer>. Aan de bestandsnaam
wordt automatisch "_config.xml" of "_version.txt" toegevoegd.
In het tekstveld "commentaar" kunt u commentaar invoeren die
samen met de configuratiegegevens wordt opgeslagen.
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-6AP10-4JA0
Universal