6. Installeer elke printcartridge in de sleuf. Duw de cartridge omlaag tot het klepje op
zijn plaats klikt.
Breng de kleur en het pictogram op de label van elke printcartridge in
overeenstemming met de kleur en het pictogram op de sleuf voor die printcartridge.
7. Sluit de toegangsklep voor de printcartridges en controleer of de fout opgelost is.
8. Als u nog steeds een foutmelding krijgt, schakelt u de printer uit en vervolgens
opnieuw in.
Problemen met de papierinvoer oplossen
Het papier is niet geschikt voor de printer of voor de lade
Gebruik alleen afdrukmateriaal dat wordt ondersteund door de printer en de gebruikte
lade. Zie Mediaspecificaties voor meer informatie.
Het afdrukmateriaal wordt niet ingevoerd uit een lade
•
Controleer of het afdrukmateriaal in de lade is geplaatst. Raadpleeg Afdrukmateriaal
plaatsen voor meer informatie. Wapper met het afdrukmateriaal voordat u het in de
lade plaatst.
•
Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer ook of de geleiders goed (maar
niet te strak) tegen de stapel papier zijn geplaatst.
•
Controleer of het afdrukmateriaal in de lade niet is omgekruld. Maak het papier weer
glad door het in tegengestelde richting van de omkrulling te buigen.
•
Wanneer u dun speciaal afdrukmateriaal gebruikt, moet u controleren of de lade
volledig is geladen. Als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt dat alleen verkrijgbaar is
in kleine hoeveelheden, plaatst u het speciale afdrukmateriaal op ander papier van
hetzelfde formaat om de lade volledig te vullen. (Sommige media worden makkelijker
opgenomen als de lade vol is.)
•
Bij gebruik van dikke speciale dragers (zoals brochurepapier) moet u de dragers
zodanig laden dat de lade tussen 1/4 en 3/4 vol is. Plaats de dragers indien nodig
bovenop ander papier met hetzelfde formaat, zodat de hoogte van de stapel in die
grootteorde is.
Problemen met de papierinvoer oplossen
133