n
kVA
Parameters
5
f
Toelichting bij de parameters
i
P
Hz
Nr.
FBG
Naam
7__
Control functions
Binnen de parametergroep 7__ worden alle instellingen vastgelegd met betrekking tot de fundamentele besturingseigenschappen van
de regelaar vast. De parametergroep bevat functies die de regelaar bij activering automatisch uitvoert.
70_
Operating mode 1/2
Met deze parameter wordt de principiële bedrijfssoort van de regelaar ingesteld. Instelling op het programmeerapparaat.
VFC / V/f-karakteristiek: standaardinstelling voor asynchrone motoren. Geschikt voor algemene toepassingen zoals transportbanden,
rijwerken en hijswerken met contragewicht.
VFC & hijswerk: de hijswerkfunctie zorgt automatisch voor alle functies, die nodig zijn voor een bedrijf van een niet-uitgebalanceerd
hijswerk. Om veiligheidsredenen dienen met name bewakingsfuncties geactiveerd te worden, die het starten van de aandrijving
kunnen voorkomen. Bewakingsfuncties zijn:
•
Bewaking van de uitgangsstroom gedurende de voormagnetisatiefase
•
Voorkoming van het doorzakken bij het lichten van de rem
Het apparaat herkent de volgende onjuistheden en geeft deze aan met de volgende fout:
•
Onderbreking van twee of drie motorfasen: F82 = uitgang open
•
Te korte voormagnetisatietijd resp. onjuiste combinatie van motor en regelaar: F81 = verkeerde startvoorwaarde
•
Uitval van een motorfase door actieve toerentalbewaking P500/501: F08 = fout bij n-bewaking
Let op!
•
De besturing dient zodanig uitgevoerd te worden, dat de draairichting van de aandrijving alleen vanuit stilstand gewijzigd kan
worden.
•
Uitval van één motorfase wordt niet altijd betrouwbaar herkend.
•
SEW-EURODRIVE adviseert dringend de toerentalbewaking te activeren.
•
Voorwaarde voor de correcte werking van de hijswerkfunctie: besturing van de motorrem via de regelaar.
•
Door de parameters 500 / 502 en 501 / 503 te wijziging wordt de toerentalbewaking ingesteld. Bij het deactiveren of instellen van
een te grote deceleratietijd kan het doorzakken van hijswerken niet veilig voorkomen worden.
VFC & gelijkstroomremmen / V/f-karakteristiek & gelijkstroomremmen: met DC-remmen remt de asynchrone motor door een
stroominjectie. Hierbij remt de motor zonder remweerstand aan de regelaar. De volgende grafiek laat het verloop van het remkoppel
zien bij remstroom gelijk aan nominale motorstroom.
M/M
N
1
0
0
5 Hz
Let op!
Met DC-remmen kan geen gecontroleerde stop uitgevoerd of een bepaalde karakteristiek gevolgd worden. De belangrijkste toepassing
is een drastische verkorting van het uitlopen van motoren.
De volgende grafiek laat het remverloop zien.
104
Omschrijving
Tijdens het remmen injecteert de regelaar een constante stroom met
een draaiveldfrequentie van 5 Hz. Het remkoppel is bij stilstand = 0.
Bij een laag toerental treedt een groot remkoppel op, bij een hoger
toerental wordt het remkoppel kleiner. De remtijd en zodoende de
duur van de remstroom is afhankelijk van de belasting aan de motor.
Bij een draaiveldfrequentie van de motor van 5 Hz stopt het DC-
remmen. De motor stopt langs de stop-integrator. De stroominjectie is
gelijk aan de nominale motorstroom. De regelaar begrenst de stroom
principieel tot maximaal 125 % I
f
sturen van de rem.
f
N
. Zie de remfunctie voor het aan-
nom
n
=
toerentalsetpoint
1
[1] =
vrijgave
t13 =
stop-integrator
t
=
remfase
B
Systeemhandboek V2 – MOVITRAC
®
B