■
Staat van het voertuig
•
De lenzen van de koplampen zijn vuil of de koplampen zijn niet goed afgesteld.
•
De voorruit is aan de buitenzijde bedekt met vuil, modder, bladeren, natte sneeuw, enz.
•
De binnenkant van de voorruit is beslagen.
•
Een abnormale band- of wielconditie (onjuiste maat, verschillende maten of
samenstellingen, onjuiste bandenspanning, thuiskomer
•
Wanneer sneeuwkettingen
*
zijn gemonteerd.
•
Het voertuig helt naar achteren door een zware lading of wijzigingen aan de ophanging.
•
De temperatuur van de camera wordt te hoog.
•
Rijden met de parkeerrem ingeschakeld.
•
Wanneer de radarsensor in het onderste deel van de voorbumper vuil wordt.
•
Rijden in de nacht of onder donkere omstandigheden (zoals in tunnels) met de koplampen
uitgeschakeld.
Modellen met 1,0 l-motor met klimaatregelsysteem
•
Het voertuig trekt een aanhanger/caravan.
■
Detectiebeperkingen
•
Er steekt plotseling een voertuig of voetganger vóór u over.
•
De afstand tussen uw voertuig en het voertuig of de voetganger vóór u is te kort.
•
Een trager rijdend voertuig snijdt u af en remt plotseling.
•
Wanneer u snel gas geeft en het voertuig of de voetganger vóór u op hoge snelheid nadert.
•
Het voertuig vóór u is een motorfiets, fiets, scootmobiel of ander klein voertuig.
•
Wanneer er zich dieren vóór uw voertuig bevinden.
* Niet beschikbaar op alle modellen
*
enz.).
WORDT VERVOLGD
uuHonda Sensing
*
uBotsingsbeperkingssysteem (CMBS)
571