uuTijdens het rijdenuInstelbare snelheidsbegrenzer
■
De snelheidslimiet instellen
Aan wanneer
de instelbare
snelheidsbegrenzer
is ingesteld
•
Haal uw voet van het pedaal en druk op de knop –/SET wanneer u met de gewenste
snelheid rijdt.
Op het moment dat u de knop –/SET loslaat, wordt de snelheidslimiet vastgelegd en is de
instelbare snelheidsbegrenzer ingeschakeld. De snelheidslimiet wordt weergegeven.
•
U kunt de eerder ingestelde snelheidslimiet instellen door op de knop RES/+ te drukken.
* Niet beschikbaar op alle modellen
534
1De snelheidslimiet instellen
Knop –/SET
Knop RES/+
Drukken en loslaten
Als u de snelheidslimiet instelt terwijl u minder dan 30 km/h
rijdt, wordt de snelheidslimiet ingesteld op 30 km/h.
De zoemer klinkt en de weergegeven snelheidslimiet
knippert als de voertuigsnelheid op een steile afdaling de
limiet met 3 km/h of meer overschrijdt.
De instelbare snelheidsbegrenzer wordt op de huidige
snelheid ingesteld, als deze hoger is dan de eerder ingestelde
snelheidslimiet, wanneer u op de knop RES/+ drukt.
U kunt de weergave van de ingestelde snelheid op de
interface voor bestuurdersinformatie of het audio-
informatiescherm wijzigen van km/h in mph en omgekeerd.
2 Instelbare functies
*
BLZ. 171, 396