Helderheidsregeling
Regelknop
*1: Modellen met het sleutelloze toegangssysteem hebben een knop ENGINE START/STOP in
plaats van een contactschakelaar.
* Niet beschikbaar op alle modellen
Wanneer het parkeerlicht is ingeschakeld en de
(
w
contactschakelaar op AAN
*1
staat, kunt u de
knop voor de helderheidsregeling gebruiken om de
helderheid van het instrumentenpaneel aan te
passen.
Helderder: Draai de knop naar rechts.
Dimmen: Draai de knop naar links.
U hoort een zoemer
*
wanneer de helderheid het
minimum of maximum bereikt. Enkele seconden
nadat u de helderheid hebt ingesteld, gaat u terug
naar het vorige scherm.
WORDT VERVOLGD
uuDe schakelaars rondom het stuurwiel bedienenuHelderheidsregeling
1Helderheidsregeling
De helderheid van het instrumentenpaneel varieert,
afhankelijk van of de buitenverlichting aan of uit zijn. Het
instrumentenpaneel dimt om schittering te verminderen
wanneer die aan zijn.
Standaard schakelt het instrumentenpaneel over naar de
nachtmodus wanneer de koplampen automatisch worden
ingeschakeld. U kunt het tijdstip van de activering van de
nachtmodus uitstellen wanneer de koplampschakelaar in de
stand AUTO staat.
Modellen met audiosysteem met kleurenscherm en
interface voor bestuurdersinformatie
Instelbare functies
2
Modellen met display-audio
Instelbare functies
2
Modellen met koplampintegratie met ruitenwissers
Wanneer het buiten licht is en de koplampintegratie met de
wissers geactiveerd is, verandert de helderheid van het
instrumentenpaneel niet.
Om de verminderde helderheid van het instrumentenpaneel
bij ingeschakelde exterieurverlichting te annuleren, draait u
de knop naar rechts tot de helderheidsweergave het
maximale niveau aangeeft. De zoemer
BLZ. 170
BLZ. 386
*
klinkt.
229