BELANGRIJK: de methode zal alleen doeltreffend zijn als men er bij de langzame sluiting van punt 4) in slaagt om de
frequentie op een vaste waarde te laten blijven tot aan de aflezing van de stroming VF. De procedure kan niet als geldig
beschouwd worden indien gedurende de tijd volgend op de sluiting de frequentie naar 0 [Hz] gaat; in dit geval dient u de
handelingen te herhalen vanaf punt 3, of dient u de machine de zelfleringsprocedure uit te laten voeren gedurende de
hierboven aangegeven tijd.
6.5.9.2
Werking met specifieke voorgedefinieerde debietsensor
Het volgende is zowel op enkele als op meervoudige sensoren van toepassing.
Door een debietsensor te gebruiken, kan de daadwerkelijke omvang van de stroming worden gemeten en is werking in specifieke
toepassingen mogelijk..
Wanneer u één van de beschikbare voorgedefinieerde sensoren kiest, dient u om een correcte aflezing van de stroming mogelijk te
maken, de diameter van de leiding in inch in te stellen op de pagina (zie par. 6.5.10).
Bij keuze van een voorgedefinieerde sensor, wordt de instelling van FK automatisch gedeactiveerd. De melding 'parameter
gedeactiveerd' wordt aangegeven door een pictogram dat een hangslot voorstelt.
6.5.9.3
Werking met algemene debietsensor
Het volgende is zowel op enkele als op meervoudige sensoren van toepassing.
Door een debietsensor te gebruiken, kan de daadwerkelijke omvang van de stroming worden gemeten en is werking in specifieke
toepassingen mogelijk..
Deze instelling maakt het mogelijk een algemene debietsensor met pulsen te gebruiken door middel van instelling van de k-factor,
oftewel de omzettingsfactor pulsen / liter, afhankelijk van de sensor en van de leiding waarop deze gemonteerd is. Deze
werkingsmodus kan ook nuttig zijn in het geval u beschikt over een voorgedefinieerde sensor en u deze wilt installeren op een leiding
waarvan de diameter niet aanwezig is op de lijst op pagina FD. De k-factor kan ook gebruikt worden wanneer u een voorgedefinieerde
sensor monteert, wanneer u een exacte ijking van de debietsensor wilt uitvoeren; uiteraard dient u hiervoor te beschikken over een
nauwkeurige stromingmeter. De instelling van de k-factor moet gedaan worden via de pagina FK
Bij keuze van een algemene debietsensor, wordt de instelling van FD automatisch gedeactiveerd. De melding 'parameter
gedeactiveerd' wordt aangegeven door een pictogram dat een hangslot voorstelt.
6.5.10
FD: instelling diameter van de leiding
Diameter in inch van de leiding waarop de debietsensor gemonteerd is. Kan alleen worden ingesteld als er een voorgedefinieerde
debietsensor is gekozen.
In het geval dat FI werd ingesteld op handmatige instelling van de debietsensor of de werking zonder debietsensor werd geselecteerd,
is de parameter FD geblokkeerd. De melding 'parameter gedeactiveerd' wordt aangegeven door een pictogram dat een hangslot
voorstelt.
Het instelbereik ligt tussen ½ '' en 24''.
De leidingen en de flenzen waarop de debietsensor gemonteerd wordt kunnen, bij gelijke diameter, van verschillende materialen en
makelij zijn, de doorstroomopeningen kunnen dus iets afwijken. Aangezien bij de berekeningen van de stroming rekening wordt
gehouden met de gemiddelde omzettingswaarden om met alle soorten leidingen te kunnen functioneren, kan dit een zeer kleine fout
op de aflezing van het debiet veroorzaken. De afgelezen waarde kan voor een zeer klein percentage afwijken, maar als u een nog
nauwkeurigere aflezing nodig hebt, kunt u als volgt te werk gaan: installeer een teststrominglezer op de leiding, stel FI in op handmatige
instelling, verander de k-factor totdat de inverter dezelfde lezing geeft als het testinstrument, zie par 6.5.11. Dezelfde beschouwingen
zijn van toepassing als u beschikt over een leiding met een niet-standaard doorsnede, dus: of u voert de dichtst in de buurt liggende
sectie in en accepteert de fout, of u stelt de k-factor in, wellicht door deze te extrapoleren uit Tabel 20.
De onjuiste instelling van FD veroorzaakt een valse aflezing van de stroming, met mogelijke problemen met de
uitschakeling.
Een verkeerde keuze van de diameter van de leiding waarop de stromingsensor moet worden aangesloten, kan leiden tot
fouten in de aflezing van de stroming en afwijkende gedragingen van het systeem.
Bijvoorbeeld: als ik de stromingsensor aansluit op een stuk leiding DN 100 is de minimumstroming die de sensor F3.00 kan aflezen
70,7 l/min. Als de stroming lager is, zal de inverter de pompen uitschakelen, ook als er een hoge stroming aanwezig is, van bijvoorbeeld
50l/min.
6.5.11
FK: instelling van de omzettingsfactor pulsen / liter
Drukt het aantal pulsen ten opzichte van de doorstroming van een liter vloeistof uit; is een karakteristiek van de gebruikte sensor en
van de doorsnede van de leiding waarop deze gemonteerd is.
NEDERLANDS
407
(zie par. 6.5.11).