4
4
20 A
4
4
24 A
28 A
6
6
2.2.1.2
Aansluiting op de voedingslijn MCE-150/P – MCE-110/P – MCE-55/P – MCE-30/P
De aansluiting tussen de driefase voedingslijn en inverter moet plaatsvinden met een kabel met 4 geleiders (3 fasen + aarde). De
kenmerken van de voeding moeten overeenstemmen met hetgeen is aangegeven
onderscheiden door het opschrift RST en een pijl die in de richting van de klemmen wijst, zie Afbeelding 3. De doorsnede, het type en
de aanleg van de kabels voor de stroomvoorziening van de inverter moeten aan de van kracht zijnde voorschriften voldoen. In Tabel
4 vindt u indicaties met betrekking tot de kabeldoorsnede die gebruikt moet worden. De tabel heeft betrekking op kabels van PVC met
4 geleiders (3 fasen + aarde) en geeft de minimumdoorsnede aan die wordt aanbevolen op grond van de stroomwaarde en de lengte
van de kabel. De voedingsstroom naar de inverter kan over het algemeen worden ingeschat (met voorbehoud van een
veiligheidsmarge) als een verhoging van 1/8ten opzichte van de door de pomp opgenomen stroom. Alhoewel de inverter al van eigen
interne beveiligingen is voorzien, blijft het daarnaast raadzaam een magnetothermische beveiligingsschakelaar van de juiste capaciteit
te installeren. In het geval dat het volledige beschikbare vermogen wordt gebruikt kunt u, om te weten welke stroomwaarde u moet
gebruiken voor de keuze van de kabels en de magnetothermische schakelaar, Tabel 4 raadplegen. In Tabel 1c vindt u ook de maten
van de magnetothermische schakelaars die gebruikt kunnen worden in functie van de stroomwaarde.
2.2.1.3
Elektrische aansluitingen op de elektropomp
De verbinding tussen inverter en elektropomp wordt tot stand gebracht met een kabel met 4 geleiders (3 fasen + aarde). De kenmerken
van de aangesloten elektropomp moeten overeenstemmen met hetgeen is aangegeven in Tabel 1. De uitgangsklemmen worden
onderscheiden door het opschrift UVW en een pijl die van de klemmen af wijst, zie Afbeelding 3.
De doorsnede, het type en de aanleg van de kabels voor de aansluiting van de elektropomp moeten aan de van kracht zijnde
voorschriften voldoen. In Tabel 4 vindt u indicaties met betrekking tot de kabeldoorsnede die gebruikt moet worden. De tabel heeft
betrekking op kabels van PVC met 4 geleiders (3 fasen + massa) en geeft de minimumdoorsnede aan die wordt aanbevolen op grond
van de stroomwaarde en de lengte van de kabel. De stroom naar de elektropomp wordt over het algemeen vermeld bij de gegevens
op het kenplaatje van de motor. De nominale spanning van de elektropomp moet gelijk zijn aan de voedingsspanning van de inverter.
De nominale frequentie van de elektropomp kan worden ingesteld op het display op grond van de door de fabrikant verstrekte gegevens
(kenplaatje).
De inverter kan bijvoorbeeld ook op 50 [Hz] worden gevoed en een op 60 [Hz] nominaal werkende elektropomp aansturen (als deze
frequentie voor de pomp is opgegeven).
Voor speciale toepassingen kunnen ook pompen met een frequentie tot 200 [Hz] worden gebruikt.
De met de inverter verbonden gebruiker mag niet meer stroom opnemen dan de maximale stroomwaarde die kan worden afgegeven
en die vermeld is in Tabel 1.
Controleer de kenplaatjes en het aansluittype (ster of driehoek) van de gebruikte motor, om er zeker van te zijn dat aan
bovengenoemde condities wordt voldaan.
2.2.1.4
lektrische aansluitingen op de elektropomp MCE-22/P – MCE-15/P – MCE-11/P
Voor de modellen MCE 22/P – MCE 15/P – MCE 11/P moet de motor geconfigureerd zijn voor een spanning van 230V driefase. Dit
verkrijgt men over het algemeen door een driehoekconfiguratie van de motor. Zie afbeelding 4.
6
10
10
10
6
10
10
16
10
10
16
16
Gegevens voor kabels van PVC met 3 geleiders (3 fasen + aarde)
Tabel 5: Doorsnede van de voedingskabel eenfase lijn
NEDERLANDS
16
16
16
16
16
16
374
16
in Tabel 1. De ingangsklemmen worden