■
Doorlopende afscherming/doorvoer van de motorkabel en metalen
behuizing voor apparatuur op de motorkabel
Wanneer er veiligheidsschakelaars, magneetschakelaars, aansluitkasten of vergelijkbare
apparatuur in de motorkabel zijn aangesloten tussen de omvormer en de motor, kan
de emissie als volgt tot een minimum worden beperkt:
•
Installeer de apparatuur in een metalen behuizing.
•
Gebruik ofwel een symmetrisch afgeschermde kabel, ofwel installeer de bekabeling
in een metalen installatiebuis.
•
Zorg voor een goede en continue galvanische verbinding in de afscherming/leiding
tussen de omvormer en de motor.
•
Sluit de afscherming/installatiebuis aan op de beschermende aardklem van de
omvormer en de motor.
■
Aparte kabelgoten voor besturingskabels
Laat besturingskabels van 24 V DC en 230 V AC (120 V AC) in afzonderlijke goten lopen,
tenzij de 24 V DC-kabel geïsoleerd is voor 230 V AC (120 V AC) of voorzien is van een
isolatie voor 230 V AC (120 V AC).
Implementeren van beveiliging tegen kortsluiting en thermi-
sche overbelasting
■
Beveiligen van de omvormer en de voedingskabel bij kortsluiting
Gebruik de zekeringen die voor de omvormer in de technische gegevens zijn gespecifi-
ceerd. Zorg ervoor dat het elektriciteitsnet voldoet aan de specificatie (minimaal toe-
gestane kortsluitstroom voor de zekeringen).
De zekeringen beperken de schade aan de omvormer en voorkomen schade aan aan-
grenzende apparatuur in geval van kortsluiting in de omvormer. Wanneer de zekeringen
zich op het verdeelbord bevinden, beschermen ze ook de ingangskabel tegen kortslui-
ting.
Zie de omvormer technische gegevens voor alternatieve kortsluitbeveiligingen.
Richtlijnen voor de planning van de elektrische installatie 53
24 V DC
230 V AC
24 V DC
(120 V AC)
230 V AC
(120 V AC)