132 Technische gegevens
Omgevingsomstandigheden
De grenzen van de omgevingsomstandigheden van de omvormer staan in onderstaande
tabel. De omvormer moet gebruikt worden in een verwarmde, geconditioneerde bin-
nenomgeving.
Vereist
Hoogte installatie-
plaats
Omgevingstempera-
tuur bij zware belas-
ting
Omgevingstempera-
tuur bij zware belas-
ting
Relatieve vochtigheid
Vervuilingsniveaus
(IEC 60721-3-3)
Sinus-slingering
(IEC 61800-5-1 om te
voldoen aan EN 50178)
Schok
(EN 60068-2-31 om te
voldoen aan EN 50178)
Vrije val
Tijdens bedrijf geïnstalleerd
voor stationair gebruik
0... 1000 m boven zeeniveau
zonder derating.
1000... 2000 m boven zeeni-
veau met derating.
Voor framemaat R0:
-10 ... +50 °C zonder derating.
Temperatuur boven 50 °C niet
toegestaan.
Voor framematen R1...R4:
-10 ... +50 °C zonder derating.
50 ... 60 °C zonder derating.
Geen vorst toegestaan.
Voor framemaat R0:
-10 ... +40 °C zonder derating.
+40 ... +50 °C met derating.
Voor framematen R1...R2:
-10 ... +40 °C zonder derating.
+40 ... +60 °C met derating.
Voor framematen R3...R4:
-10 ... +50 °C zonder derating.
+50 ... +60 °C met derating.
Geen vorst toegestaan.
<95% (IEC 60068-2-78) niet condenserend
Klasse 3C2
Klasse 3S2
Klasse 3M4
Niet toegestaan
Niet toegestaan
Opslag in de be-
schermende verpak-
king
-
-40 ... +70 °C
(-40 ... 158 °F)
Klasse 1C2
Klasse 1S2
-
Volgens ISTA 1A.
Max. 100 m/s2, 11
ms.
76 cm (30 in)
Vervoer in de be-
schermende verpak-
king
-
-40 ... +70 °C
(-40 ... 158 °F)
Klasse 2C2
Klasse 2S2
-
Volgens ISTA 1A.
Max. 100 m/s2, 11
ms.
76 cm (30 in)