50 Richtlijnen voor de planning van de elektrische installatie
1.
een vaste verbinding en:
•
Gebruik een aardegeleider een minimale doorsnede van 10 mm
16 mm
of
•
installeer een tweede aardegeleider van dezelfde doorsnede als de originele
veiligheidsaarde-geleider,
of
•
gebruik een voorziening die automatisch de voeding loskoppelt als de
aardegeleider breekt.
2.
een aansluiting met een industriële connector volgens IEC 60309 en een mini-
male aardgeleiderdoorsnede van 2,5 mm
voedingskabel. Er moet voor voldoende trekontlasting worden gezorgd.
Indien de aardegeleider door middel van een stekker en een contactdoos, of een
soortgelijk scheidingsmechanisme wordt geleid, mag deze niet kunnen worden losge-
koppeld, tenzij tegelijkertijd de spanning wordt uitgeschakeld.
Opmerking: U kunt vermogenskabelafschermingen alleen gebruiken als aardgeleiders
wanneer de conductiviteit ervan voldoende is.
■
Aanvullende aardingsvereisten - UL (NEC)
Dit hoofdstuk geeft de aardingsvereisten volgens de norm UL 61800-5-1.
De aardegeleider moet worden gedimensioneerd als aangegeven in artikel 250.122 en
tabel 250.122 van de National Electric Code, ANSI/NFPA 70.
Bij met een kabel verbonden apparatuur mag het niet mogelijk zijn de aardegeleider
los te koppelen voordat de stroom is uitgeschakeld.
Kiezen van de besturingskabels
■
Afscherming
Gebruik alleen afgeschermde besturingskabels.
Gebruik een dubbel afgeschermde twisted-pair-kabel voor analoge signalen. ABB beveelt
dit type kabel aan voor pulsencodersignalen. Gebruik één apart afgeschermd paar voor
elk signaal. Gebruik geen gemeenschappelijke retourkabel voor verschillende analoge
signalen.
2
Al (als alternatief wanneer aluminiumkabels zijn toegestaan),
2
als onderdeel van een meeraderige
2
Cu of