Parameterbeschrijving
3-76 Ramp 4 S-ramp ratio bij versn. Einde
Range:
Functie:
50 %
[ 1 -
Stel het gedeelte van de totale aanlooptijd
*
99 %]
(parameter 3-71 Ramp 4 aanlooptijd) in waarin
het versnellingskoppel afneemt. Hoe hoger
het percentage, hoe hoger de verkregen
schokcompensatie; hierdoor zal het aantal
koppelschokken in de toepassing dus
verminderen.
3-77 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Start
Range:
Functie:
50 %
[ 1 -
Stel het gedeelte van de totale uitlooptijd
*
99 %]
(parameter 3-72 Ramp 4 uitlooptijd) in waarin
het vertragingskoppel toeneemt. Hoe hoger
het percentage, hoe hoger de verkregen
schokcompensatie; hierdoor zal het aantal
koppelschokken in de toepassing dus
verminderen.
3-78 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Einde
Range:
Functie:
50 %
[ 1 -
Stel het gedeelte van de totale uitlooptijd
*
99 %]
(parameter 3-72 Ramp 4 uitlooptijd) in waarin
het vertragingskoppel afneemt. Hoe hoger het
percentage, hoe hoger de verkregen
schokcompensatie; hierdoor zal het aantal
koppelschokken in de toepassing dus
verminderen.
3.5.7 3-8* Andere Ramps
3-80 Jog ramp-tijd
Range:
Functie:
Size
[0.01
Stel de jog-aan/uitlooptijd in die nodig is om
related
- 3600
te versnellen/vertragen tussen 0 tpm en de
*
s]
nominale motorfrequentie n
de totale uitgangsstroom die nodig is voor de
betreffende jog-ramptijd, niet hoger is dan de
in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde
stroomgrens. De jog-aan/uitlooptijd start
wanneer er via het LCP, een geselecteerde
digitale ingang of de seriële-communica-
tiepoort een jogsignaal wordt gegeven.
Wanneer de jog-functie is uitgeschakeld, zijn
de normale aan-/uitlooptijd van toepassing.
MG33MK10
Programmeerhandleiding
Afbeelding 3.27 Jog ramp-tijd
Par. . 3 − 80 =
3-81 Snelle stop ramp-tijd
Range:
Size
related
. Zorg ervoor dat
s
Danfoss A/S © 05/2015 Alle rechten voorbehouden.
t
s x n
tpm
jog
s
Δ jog snelheid par . 3 − 19 tpm
Functie:
[0.01 -
Voer de uitlooptijd snelle stop in, dat wil
3600 s]
zeggen de vertragingstijd van het
*
synchrone motortoerental tot 0 tpm. Zorg
dat er in de omvormer geen overspanning
ontstaat als gevolg van de generator-
werking van de motor die nodig is om de
betreffende uitlooptijd te realiseren. Zorg er
tevens voor dat de opgewekte stroom die
nodig is om de betreffende uitlooptijd te
realiseren, de in parameter 4-18 Stroombegr.
ingestelde stroomgrens niet overschrijdt. De
snelle stop wordt geactiveerd met een
signaal op een geselecteerde digitale
ingang of via de seriële-communicatiepoort.
3
3
77