Parameterbeschrijving
1-73 Vlieg. start
Option:
3
3
[0] Uitgesch.
[1] Ingesch.
[2] Altijd
ingesch.
[3] Enabled
Ref. Dir.
[4] Enab.
Always Ref.
Dir.
LET OP
Deze functie wordt niet aanbevolen voor hijstoepas-
singen.
Voor vermogens boven 55 kW moet de fluxmodus
worden gebruikt om optimale prestaties te verkrijgen.
LET OP
Om de beste prestaties voor een inschakeling bij
draaiende motor te verkrijgen, moeten de geavanceerde
motorgegevens in parameter 1-30 Statorweerstand (Rs)
tot en met parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh) correct
zijn.
1-74 Startsnelh.[TPM]
Range:
Size
[0 -
related
600
*
RPM]
52
VLT
Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Deze functie maakt het mogelijk een motor op
te vangen wanneer deze vrij draait als gevolg
van een netstoring.
Geen functie
Stelt de frequentieregelaar in staat om een
draaiende motor op te vangen en te besturen.
Wanneer parameter 1-73 Vlieg. start is
ingeschakeld, hebben parameter 1-71 Startver-
traging en parameter 1-72 Startfunctie geen
functie. Als parameter 1-73 Vlieg. start is
ingeschakeld, worden met
parameter 1-58 Stroom testpulsen vlieg.start en
parameter 1-59 Freq. testpulsen vlieg.start de
voorwaarden voor de vliegende start
opgegeven.
Functie:
Stel de startsnelheid van de motor in. Na het
startsignaal springt de uitgangssnelheid naar
de ingestelde waarde. Stel de startfunctie in
parameter 1-72 Startfunctie in op [3] Startsn.
rechtsom, [4] Horizontaal bedrijf of [5] VVC
Flux rechtsom en stel in
parameter 1-71 Startvertraging een startvertra-
gingstijd in.
Danfoss A/S © 05/2015 Alle rechten voorbehouden.
®
AutomationDrive FC 301/302
1-75 Startsnelh. [Hz]
Range:
Size
related
500.0
*
Hz]
1-76 Startstroom
Range:
0
[ 0 -
A
par.
*
1-24
A]
3.3.11 1-8* Stopaanpassingen
1-80 Functie bij stop
Option:
[0]
Vrijloop
*
[1]
DC-houd
[2]
Motorcontrole
[3]
Voormagnetis.
+
/
Functie:
[ 0 -
Deze parameter kan worden gebruikt voor
hijstoepassingen (schuifanker). Stel de
startsnelheid van de motor in. Na het
startsignaal springt de uitgangssnelheid naar
de ingestelde waarde. Stel de startfunctie in
parameter 1-72 Startfunctie in op [3] Startsn.
rechtsom, [4] Horizontaal bedrijf of [5] VVC
Flux rechtsom en stel in
parameter 1-71 Startvertraging een startvertra-
gingstijd in.
Functie:
Bij bepaalde motoren, bijvoorbeeld schuifanker-
motoren, is extra stroom/startsnelheid nodig om de
rotor te deactiveren. Om deze boost te verkrijgen,
moet u de vereiste stroom instellen in
parameter 1-76 Startstroom. Stel
parameter 1-74 Startsnelh.[TPM] in. Stel
parameter 1-72 Startfunctie in op [3] Startsn.
rechtsom of [4] Horizontaal bedrijf en stel in
parameter 1-71 Startvertraging een startvertra-
gingstijd in.
Deze parameter kan worden gebruikt voor hijstoe-
passingen (schuifanker).
Functie:
Selecteer de functie van de frequentiere-
gelaar na een stopcommando of wanneer
de frequentie is uitgelopen naar de in
parameter 1-81 Min. snelh. functie bij stop
[RPM] ingestelde waarde.
Laat de motor vrijlopen. De motor wordt
afgeschakeld van de frequentieregelaar.
Voorziet de motor van een DC-houdstroom
(zie parameter 2-00 DC-houdstroom).
Controleert of er een motor is aangesloten.
Hiermee wordt een magnetisch veld
opgebouwd terwijl de motor stilstaat. Dit
stelt de motor in staat om snel een koppel
te genereren bij een volgend
startcommando (alleen asynchrone
motoren). Deze voormagnetiseringsfunctie
helpt niet bij het allereerste
startcommando. Er zijn 2 verschillende
oplossingen beschikbaar om de machine
te voormagnetiseren voor het eerste
startcommando:
+
/
MG33MK10