Parameterbeschrijving
1-02 Flux motorterugk.bron
Option:
3
3
[1]
24V-
*
encoder
[2]
MCB 102
[3]
MCB 103
[4]
MCO
encoder 1
[5]
MCO
encoder 2
1-03 Koppelkarakteristiek
Option:
[0]
Constant
koppel
*
[1]
Variabel
koppel
[2]
Auto
Energie
Optim.
[5]
Constant
Power
36
VLT
Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Selecteer de interface voor het ontvangen van
een terugkoppeling van de motor.
A- en B-kanaalencoder die alleen kan worden
aangesloten op de digitale ingangsklemmen
32/33. Programmeer de klemmen 32/33 op
Niet in bedrijf.
Encodermoduleoptie die kan worden geconfi-
gureerd in parametergroep 17-1* Incr. enc.
interface.
LET OP
Dit geldt alleen voor FC 302.
Optionele resolverinterfacemodule die kan
worden geconfigureerd in parametergroep
17-5* Resolverinterface.
Encoderinterface 1 van de optionele VLT
Motion Control MCO 305.
Encoderinterface 2 van de optionele VLT
Motion Control MCO 305.
Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Selecteer de vereiste koppelkarakteristiek.
VT en AEO zijn allebei energiebesparings-
functies.
Het afgegeven motorasvermogen produceert
een constant koppel bij een variabele snelheids-
regeling.
Het motorasvermogen produceert een variabel
koppel bij een variabele snelheidsregeling. Stel
het variabele koppelniveau in
parameter 14-40 VT-niveau in.
Zorgt voor automatische optimalisatie van het
energieverbruik door de magnetisering en de
frequentie te minimaliseren via
parameter 14-41 Min. magnetisering AEO en
parameter 14-42 Min. AEO-frequentie.
De functie levert een constant vermogen in een
veldverzwakkingsgebied.
De koppelvorm van de motormodus wordt
gebruikt als een begrenzing in de genera-
Danfoss A/S © 05/2015 Alle rechten voorbehouden.
®
AutomationDrive FC 301/302
1-03 Koppelkarakteristiek
Option:
1-04 Overspanningsmodus
Option:
®
®
[0]
Hoog
*
koppel
[1]
Normaal
koppel
1-05 Configuratie lokale modus
Option:
[0]
Snelheid
open lus
[1]
Snelheid
gesl. lus
Functie:
tormodus. Dit dient om het vermogen in de
generatormodus te beperken, omdat dit anders
aanzienlijk hoger wordt dan in de motormodus,
vanwege de hoge DC-tussenkringspanning die
beschikbaar is in de generatormodus.
P
W = ω
rad/s × T Nm
as
mech
Deze relatie met het constante vermogen wordt
geïllustreerd in Afbeelding 3.5:
T[Nm]
P[W]
T
nom
P
nom
ω
2ω
nom
nom
Afbeelding 3.5 Constant vermogen
Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Gebruik deze parameter om de frequentiere-
gelaar te configureren voor een hoge dan wel
een normale overbelasting. Raadpleeg bij
maatbepaling van uw frequentieregelaar altijd
de technische gegevens in de bedieningshand-
leiding of de Design Guide in verband met de
beschikbare uitgangsstroom.
Staat een overkoppel tot 160% toe.
Voor overgedimensioneerde motoren – staat
een overkoppel tot 110% toe.
Functie:
Stel in welke toepassingsconfiguratiemodus
(parameter 1-00 Configuratiemodus), dat wil
zeggen welk toepassingsbesturingsprincipe,
moet worden gebruikt wanneer een lokale
(LCP-)referentie actief is. Een lokale referentie
kan alleen actief zijn als
parameter 3-13 Referentieplaats is ingesteld
op [0] Gekoppeld Hand/Auto of [2] Lokaal.
Standaard is de lokale referentie alleen actief
in de lokale modus.
P
T
ω [rad/S]
MG33MK10