Parameterbeschrijving
5-40 Functierelais
Option:
[193] RS Flipflop 1
[194] RS Flipflop 2
3
3
[195] RS Flipflop 3
[196] RS Flipflop 4
[197] RS Flipflop 5
[198] RS Flipflop 6
[199] RS Flipflop 7
[221] IGBT-cooling
5-41 Aan-vertr., relais
Array [2], (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Range:
0.01 s
[0.01 - 600
*
s]
Afbeelding 3.36 Aan-vertr., relais
104
®
VLT
AutomationDrive FC 301/302
Functie:
Zie 13-1* Comparatoren.
Zie 13-1* Comparatoren.
Zie 13-1* Comparatoren.
Zie 13-1* Comparatoren.
Zie 13-1* Comparatoren.
Zie 13-1* Comparatoren.
Zie 13-1* Comparatoren.
Gebruik deze optie voor het
afhandelen van uitschakelingen (trips)
vanwege overstroom. Wanneer de
frequentieregelaar een overstroom-
toestand detecteert, wordt alarm 13,
Overstroom weergegeven en wordt er
een reset geactiveerd. Als de
overstroomtoestand zich drie maal
achter elkaar voordoet, geeft de
frequentieregelaar alarm 13, Overstroom
weer en gaat er een vertraging van 3
minuten in vóór de volgende reset.
Functie:
Stel de vertraging voor de inschakeltijd van
het relais in. Selecteer 1 van de 2 interne
mechanische relais in een arrayfunctie. Zie
parameter 5-40 Function Relay voor meer
informatie.
Danfoss A/S © 05/2015 Alle rechten voorbehouden.
5-42 Uit-vertr., relais
Array [2]: Relais 1 [0], Relais 2 [1]
Range:
Functie:
0.01 s
[0.01 -
Stel de vertragingstijd voor uitschakeling van
*
600 s]
het relais in. Selecteer 1 van de 2 interne
mechanische relais in een arrayfunctie. Zie
parameter 5-40 Function Relay voor meer
informatie. Als de conditie voor de geselec-
teerde gebeurtenis verandert voordat de
timer voor de in- of uitschakelvertraging is
verstreken, blijft de relaisuitgang ongewijzigd.
Afbeelding 3.37 Uit-vertr., relais
Als de conditie voor de geselecteerde gebeurtenis
verandert voordat de timer voor de in- of uitschakelver-
traging is verstreken, blijft de relaisuitgang ongewijzigd.
3.7.5 5-5* Pulsingang
De pulsingangparameters worden gebruikt om een
geschikt raamwerk te definiëren voor de pulsreferenties
door de schaling en filterinstellingen voor de pulsingangen
in te stellen. Ingangsklem 29 of 33 werkt als frequentiere-
ferentie-ingang. Stel klem 29 (parameter 5-13 Klem 29
digitale ingang) of klem 33 (parameter 5-15 Klem 33 digitale
ingang) in op [32] Pulsingang. Als klem 29 wordt gebruikt
als ingang, moet u parameter 5-01 Klem 27 modus instellen
op [0] Input (Ingang).
MG33MK10