90
Hoofdstuk 5 Nuttige functies
4
Raak de te registreren functie-
naam aan.
• Raak [E] of [D] aan om de weergave te wijzi-
gen.
• Als u geen functie wilt registreren, raakt u
[Geen invoer] aan.
• U kunt geen functienaam kiezen die al is
geregistreerd.
5
Raak [OK] aan.
Het scherm [Mijn dir. toegang] wordt weergege-
ven.
Als u een andere functieknop wilt registreren,
herhaalt u stap 3 t/m 5.
6
Raak [OK] aan.
De gecumuleerde tellingen weer-
geven [Tellerweergave]
U kunt de totaalresultaten controleren voor het aan-
tal procedures voor het maken van masters en het
aantal afdrukken.
1
Raak [Tellerweergave] op het tab-
blad [Functies] aan.
2
Controleer de inhoud van het
scherm.
■ [A4/Letter en kleiner],
[Groter dan A4/Letter]
Geeft aan hoeveel kopieën in totaal op de
machine zijn afgedrukt voor elk formaat.
Testkopieën die tijdens het maken van masters
zijn uitgevoerd, worden niet meegeteld.
■ [Totaal] (totaalteller)
Geeft aan hoeveel kopieën in totaal op de
machine zijn afgedrukt.
Testkopieën die tijdens het maken van masters
zijn uitgevoerd, worden niet meegeteld.
■ [A3/Ledger Master teller],
[A4W/LetterW Master teller]
Geeft aan hoeveel procedures voor het maken
van masters in totaal op de machine zijn uitge-
voerd voor elk masterformaat.
De waarde omvat het aantal [Auto-inktverde-
ling]-
(A
88) en [Vertrouw.]-procedures
dat is uitgevoerd.
■ [Master Teller Totaal]
Geeft aan hoeveel procedures voor het maken
van masters in totaal op de machine zijn uitge-
voerd.
De waarde omvat het aantal [Auto-inktverde-
ling]- en [Vertrouw.]-procedures dat is uitge-
voerd.
(A
89)