36
Hoofdstuk 2 Basishandelingen
■ Als [UIT] is gekozen
Vóór het maken van de master en vóór de afdrukpro-
cedure wordt voor elke pagina een pauze ingelast.
1
Voer stap 1 t/m 3 in "Als [Semi-
Auto(Master maken)] is gekozen"
uit.
2
Controleer de instellingen voor het
maken van masters.
(A
22 "Schermen op het touchpaneel")
3
Druk op de toets [START].
De master wordt gemaakt. Nadat de master is
gemaakt, wordt een testkopie afgedrukt en
wordt een pauze ingelast.
4
Controleer de afdrukinstellingen.
Controleer de afdrukpositie en afdrukzwarting op
de testkopie. Geef de gewenste instellingen op.
5
Druk op de toets [START].
De afdrukprocedure wordt gestart. Na voltooi-
ing van de afdrukprocedure wordt een pauze
ingelast, waarna de master van de volgende
pagina wordt gemaakt. Herhaal stap 2 en 5
voor elke pagina.
Als [Afdrukken met id] is ingesteld
1
Controleer of het basisscherm
voor het maken van masters wordt
weergegeven.
Als een ander scherm wordt weergegeven,
drukt u op de toets [MASTER MAKING]
BAls het scherm [Taaklijst] wordt
weergegeven, gaat u naar stap 3.
2
Raak [Pauze] aan.
3
Raak [ID-afdrukopdr.] aan.
Voer taakidentificatie uit volgens de aanwijzin-
gen op het scherm.
BAls er alleen maar taken zijn die zijn
ingesteld met [ID-afdruk], wordt het
scherm in stap 3 niet weergegeven.
Ga verder met stap 4.
4
Raak [Output] aan.
(A
21).